De heer X wordt in 2009 strafrechtelijk veroordeeld in verband met het in vof-verband deelnemen aan hennepteelt. In 2010 worden IB-(navorderings)aanslagen, alsmede boetes aan X opgelegd. X verzoekt in dat kader vergeefs om toevoeging van een raadsman. De Raad voor de rechtsbijstand baseert zijn afwijzing namelijk op de inkomensgegevens van X over 2008, zoals die door de inspecteur zijn verstrekt. Door de navordering is het belastbare inkomen van X over 2008 € 150.694 geworden. In geschil is of de inspecteur in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door de behandeling van het bezwaar niet op te schorten totdat in de (nog te volgen) ontnemingszaak ambtshalve een raadsman zal worden toegevoegd, alsmede de juistheid van de ambtshalve opgelegde aanslag over 2006 en de 100% vergrijpboete.
Rechtbank Breda oordeelt dat bij de bestuursrechter beroep kan worden ingesteld tegen de afwijzing door de Raad voor de rechtsbijstand. De raadsman van X kan op grond van de Wet op de rechtsbijstand voorts een verzoek doen om een peiljaarverlegging of verzoeken om het in de aangifte verantwoorde inkomen als uitgangspunt te hanteren tot de beslissing op bezwaar of de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. De inspecteur hoefde de afhandeling van het bezwaar gericht tegen het inkomensgegeven geen voorrang te geven boven de afhandeling van het bezwaar gericht tegen de navordering. De navordering over 2006 is terecht. De inspecteur maakt een redelijke schatting door de totale contante ontvangsten en uitgaven van X naar evenredigheid te verdelen over 2005 tot en met 2008. Het beroep van X is slechts gegrond met betrekking tot de boete. Er is destijds namelijk een 50% boete aangekondigd en de navordering is tot stand gekomen door omkering van de bewijslast. Een boete van 50% is daarom passend en geboden. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn wordt deze gematigd tot 45%, zijnde € 26.517.