X laat zonnepanelen op het dak van zijn nieuwbouwwoning installeren. Na het ontvangen van een BTW-teruggaafbeschikking voor de zonnepanelen, dient X op 19 november 2019 een negatieve suppletie in over het tijdvak 1 oktober 2018 - 31 december 2018. Hij verzoekt om een aanvullende teruggaaf voor de BTW die drukt op de kosten van de bouw van de nieuwbouwwoning waarop de zonnepanelen zijn geplaatst. De inspecteur wijst het verzoek af omdat het te laat is ingediend. In geschil is of het teruggaafverzoek terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens te late indiening. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur het verzoek om BTW-teruggaaf terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het verzoek had binnen de in art. 3 lid 2 Uitv.reg. AWR 1994 gestelde termijn moeten worden ingediend. In dit geval betekent dit dat het verzoek voor 1 juli 2019 had moeten worden ingediend. Omdat X het verzoek (ruim) na 1 juli 2019 heeft ingediend, heeft de inspecteur het verzoek terecht niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep stelt X dat hij tijdig een suppletie heeft gedaan op een ingediende aangifte, omdat daarvoor een termijn van vijf jaren geldt.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de suppletie geen aanvulling op de aangifte is, maar een (nader) verzoek om teruggaaf dat binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar moet worden ingediend. Aangezien X het verzoek pas in november 2019 heeft ingediend, en hij ook in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aanvoert die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken, is de niet-ontvankelijkheid terecht uitgesproken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 3
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 26
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 65
Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 31
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 artikel 15
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 19 december
Informatiesoort: VN Vandaag