X exploiteert samen met een andere natuurlijk persoon in VOF-verband een coffeeshop. Hof Amsterdam oordeelt na het verwijzingsarrest (HR 13 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1438, zie voor de zaak van de vennoot V-N 2023/47.17) dat het hanteren van de zo gebrekkige, oncontroleerbare inkoop- en kasadministratie geen enkele andere plausibele verklaring toelaat dan dat dit is gebeurd met het doel om stelselmatig omzet en winst buiten het zicht van de Belastingdienst te houden. X heeft dus opzettelijk onjuiste aangiften gedaan. De andersluidende verklaring van X daarover is volstrekt ongeloofwaardig. Een vergrijpboete van € 10.000 per jaar is passend en geboden. X gaat wederom in cassatie en stelt dat het hof ten onrechte gebruikmaakt van bewijsvermoedens.
De Hoge Raad oordeelt dat het bewijsvermoeden van opzet op het doen van een onjuiste aangifte, als bestanddeel van een beboetbaar feit, onder meer kan worden ontleend aan gedragingen van X die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het doen van een onjuiste aangifte, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat X dit heeft gewild, of althans de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. Aan die vermoedens is kennelijk onder meer ten grondslag gelegd dat (i) de inkoop- en kasadministratie van de VOF zeer gebrekkig waren en geen toereikende mogelijkheid tot controle boden op de kasstromen, terwijl in de coffeeshop alle in- en verkooptransacties per kas werden verricht, (ii) bij een kastekort periodiek ronde bedragen zijn bijgestort uit privé om de dagstaten te laten aansluiten bij de kas, dat privé-opnamen van de vennoten ook periodiek plaatsvonden uit de kas, en dat door deze handelwijze de kastekorten en bijstortingen niet in de administratie zijn te volgen, (iii) dat de bevindingen van de waarnemingen ter plaatse door de inspecteur van dien aard waren dat geconstateerd moet worden dat de administratie niet slechts gebrekkig is maar ook inhoudelijk onjuist, in die zin dat op structurele basis niet alle omzet in de dagstaten is verwerkt. Deze feiten en omstandigheden staan buiten redelijke twijfel vast. Het oordeel van het hof dat deze feiten en omstandigheden een vermoeden van opzet rechtvaardigen, geeft geen blijk van miskenning van het begrip opzet en berust voor het overige op een waardering van feitelijke aard, die in cassatie alleen op begrijpelijkheid kan worden getoetst. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn worden de boeten met 5% gematigd tot € 9500 voor elk van de jaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 21 juli
Informatiesoort: VN Vandaag