Hof Den Haag oordeelt dat de crisisheffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het hof verwijst daarbij naar de arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016.

Belanghebbende, X bv, maakt als financiering en houdstermaatschappij onderdeel uit van een groot concern dat activiteiten verricht op het gebied van bancaire diensten en verzekeringen. Zij verricht diensten op het gebied van hypotheken en kredietbemiddeling. X bv is het niet eens met de door haar afgedragen crisisheffing. Volgens X bv hebben de afgedragen bedragen aan crisisheffing ten dele betrekking op in de jaren 2012 en 2013 door hen uitbetaalde bonussen, die betrekking hebben op in een eerder jaar verrichte arbeid. Volgens X bv is deze terugwerkende kracht in strijd met art. 1 EP EVRM.

Hof Den Haag oordeelt dat de terugwerkende kracht van de crisisheffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het hof verwijst daarbij naar de arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 15/03090 (V-N 2016/7.18) en nr. 15/00340 (V-N 2016/7.17). Het hof merkt vervolgens op dat hetgeen X bv naar voren brengt, geen nieuwe gezichtspunten bevat die aanleiding geven om af te wijken van de overwegingen van de Hoge Raad ten aanzien van de terugwerkende kracht van de crisisheffing. Dat een deel van de salarissen die zijn uitbetaald in 2012 en 2013 hun oorsprong vinden in werkzaamheden die zijn verricht in de jaren 2011 en 2012, en ten titel van bonus voor een van die jaren zijn aangemerkt, acht het hof niet van belang. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof Den Haag

3

Gerelateerde artikelen