De Staatssecretaris van Financiën past de hardheidsclausule toe in een specifieke situatie waarin een biologisch kind erft van zijn vader en de Belastingdienst een aanslag erfbelasting heeft opgelegd zonder rekening te houden met de kindvrijstelling en het kindtarief. Het biologisch kind heeft in deze casus met DNA-bewijs aangetoond dat erflater de biologische vader is en dat er een familieband bestaat.

Op 6 september 2024 heeft de Hoge Raad (V-N 2024/39.13) vastgesteld dat het onderscheid in tarief en vrijstelling voor erfrechtelijke verkrijgingen door biologische kinderen in strijd is met art. 8 en 14 EVRM. De Hoge Raad biedt geen rechtsherstel, maar laat dit over aan de wetgever. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om de verboden discriminatie weg te nemen door biologische kinderen per 1 januari 2026 gelijk te stellen aan kinderen met een familierechtelijke betrekking.

Gezien de aard van het geschonden recht en het feit dat biologische kinderen vanaf 1 januari 2026 gelijkgesteld worden aan kinderen met een familierechtelijke betrekking, is het onverkort blijven toepassen van de discriminerende bepalingen onbillijk. Daarom is de hardheidsclausule van toepassing, waardoor de erfbelasting berekend mag worden naar het tarief van tariefgroep I en de kindvrijstelling van toepassing is.

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 32

Successiewet 1956 24

Successiewet 1956 19

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 63

[Nieuwsbron]

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 24 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

56

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen