Hof Amsterdam oordeelt over de omvang van de landbouwvrijstelling. Op alle onderdelen wordt de agrariër in het ongelijk gesteld. Onder het begrip ‘ondergrond bedrijfswoning' valt meer grond dan de ondergrond van het woonhuis. Daarnaast perkt de exploitatie van het loonbedrijf de landbouwvrijstelling verder in. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, exploiteert vanaf 1972 een landbouwbedrijf en daarnaast vanaf 1981 een loonbedrijf. In 2009 verkoopt X de boerderij met ondergrond en erf. In geschil is de (omvang van de) landbouwvrijstelling. Niet in geschil is dat vanaf 1 april 1986 de landbouwvrijstelling niet meer van toepassing is op de ondergrond behorende bij een bedrijfswoning. X stelt de ondergrond vast op 175 m2 en de inspecteur op ruim 500 m2, omdat de inspecteur meent dat tot de ondergrond ook behoren de tuin, het erf en de oprit.

Hof Amsterdam (MK I, 9 februari 2016, 15/00609 en 15/00610, V-N Vandaag 2016/504) stelt de inspecteur in het gelijk. Deze grond wordt namelijk niet – althans niet (nagenoeg) geheel – aangewend in het kader van het landbouwbedrijf. Het begrip ‘ondergrond bedrijfswoning' dient in ruime zin te worden opgevat. De Inspecteur maakt ook de door hem vastgestelde WEVAB per 31 maart 1986 aannemelijk. Dat de WEVAB gelijk is aan de verkoopprijs cultuurgrond, maakt X niet aannemelijk. Het hof acht aannemelijk dat de koper van de grond een prijs betaalt die gebaseerd is op een andere dan agrarische aanwending. Voor de toepassing van de landbouwvrijstelling is vereist dat een perceel grond geheel of nagenoeg geheel wordt aangewend in het kader van een landbouwbedrijf. Een loonbedrijf kwalificeert niet als landbouwbedrijf. Gegeven de omvang van het gebruik van de bedrijfsgebouwen en het erf voor de stalling en het onderhoud van tractoren en machines t.b.v. het loonbedrijf oordeelt het hof dat X niet aannemelijk maakt dat het erf en de bedrijfsgebouwen voor ten minste 90% dienstbaar zijn aan het landbouwbedrijf. Dit leidt ertoe dat de boekwinst op de ondergrond van de bedrijfsgebouwen en op het erf niet onder de landbouwvrijstelling vallen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Landbuwvrijstelling: Heden, verleden en toekomst

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 februari

42

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen