Aan X BV zijn twee uitnodigingen tot betaling van € 345.746 en € 55.312 uitgereikt met betrekking tot de import van twee zendingen textiel uit China in de periode van 25 mei 2018 tot en met 29 augustus 2018. Later zijn de utb's verlaagd tot € 328.361 en € 54.484, omdat onder tijdsdruk wat rekenfouten waren gemaakt. Rechtbank Noord-Holland vernietigt de utb's en draagt de inspecteur om deze opnieuw te berekenen. Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank de utb's zelf had kunnen en moeten verminderen en de zaak niet had moeten terugwijzen. De door X BV in haar aangiften opgegeven transactiewaarden weken meer dan 50% af dan de statistische gemiddelden (‘fair prices’), oplopend tot wel 90% lager, zodat deze onderschrijdingen ruim voldoende waren om gegronde twijfels bij de inspecteur te rechtvaardigen. Bovendien had de OLAF, de fraude opsporingsdienst van de Europese Commissie, de inspecteur ook al specifiek geattendeerd op deze zendingen. Voorts waren in de Chinese uitvoeraangiften (veel) hogere transactiewaarden aangegeven. Gelet op het feit dat de inspecteur vergeefs bij X BV om aanvullende inlichtingen had gevraagd, mocht hij de douanewaarden vaststellen op basis van statistische gegevens. Hierop is nog wel een correctie van 40% noodzakelijk, omdat het gaat om goedkopere merken en marktkleding van lage kwaliteit. De utb's worden daarom vastgesteld op € 197.016 en € 54.484. X BV gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Ettema stelt voor dat de Hoge Raad het geding schorst in afwachting van het beantwoorden door het Hof van Justitie EU van prejudiciële vragen die zijn gesteld over het gebruik van statistische gegevens in de zaken Keladis I (C-72/24) en Keladis II (C-73/24) en recentelijk nog in de zaak ECDC Logistics (C-844/24). De voorlopige conclusie van de A-G is dat uit eerdere jurisprudentie van het HvJ EU volgt dat het onder omstandigheden mogelijk is gebruik te maken van statistische gegevens voor het vaststellen van de douanewaarde, maar dat hieruit niet eenduidig kan worden opgemaakt of de toegepaste 'Fair Price List' (FPL)-methode hiervoor geschikt is. Daarnaast is het volgens de A-G niet zonder twijfel of de FPL-methode is aan te merken als een ‘passende methode’, omdat deze methode mogelijk onvoldoende aansluit bij de voorgeschreven wettelijke waarderingsmethoden en of het gebruik van de methode niet in wezen leidt tot de vaststelling van een minimumdouanewaarde.
Wetsartikelen: