Belanghebbende (X) houdt 25% van de aandelen in A bv. A bv houdt de aandelen in C bv, die op haar beurt weer de aandelen houdt in D bv. D bv verkoopt op 6 februari 2007 voor € 200.000 een appartement aan Z, de zoon van belanghebbende. De WOZ-waarde 2007 bedraagt € 464.000. De inspecteur is van mening dat er sprake is van een verkapte uitdeling van € 264.000, en corrigeert de IB-aangifte 2007 van belanghebbende. Belanghebbende stelt dat niet zij het appartement heeft gekocht, maar Z. Verder stelt zij dat er sprake is van een zakelijke prijs omdat Z het appartement ten tijde van de verkoop al huurde van D bv en het appartement in slechte staat verkeerde. Verder stelt belanghebbende dat er in het verleden een afspraak was gemaakt dat Z het pand voor € 200.000 kon kopen en dat Z de verbouwingskosten van het appartement heeft betaald.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er een afspraak bestond op grond waarvan Z het appartement voor € 200.000 kon kopen. Belanghebbende heeft haar stelling namelijk niet onderbouwd. Verder wijst de rechtbank er op dat uit een onderzoek is gebleken dat D bv de kosten van de verbouwing heeft gedragen en niet Z. Ook de stelling dat Z de woning huurde kan belanghebbende niet baten. Volgens de rechtbank is er namelijk alleen sprake van prijsdrukking als het pand dat wordt verkocht door een derde wordt gehuurd. Bij verkoop aan de zittende huurder is er geen sprake van prijsdrukking. Omdat partijen zich volgens de rechtbank bewust waren van de bevoordeling, heeft de inspecteur terecht een uitdeling in aanmerking genomen. Het beroep is ongegrond.