Vof X verwerft arbeidskrachten in Bulgarije en stelt die te werk bij opdrachtgevers in Nederland en België. De opdrachtgevers sluiten overeenkomsten van aanneming van werk af met de Bulgaarse vennootschappen, welke vennootschappen de werkzaamheden laten uitvoeren door arbeidskrachten in dienstbetrekking. De inspecteur legt een naheffingsaanslag loonheffingen op aan X over 2009 met een vergrijpboete van 50% (zijnde € 67.500). Volgens de inspecteur moet X als inhoudingsplichtige worden aangemerkt.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt net zoals de rechtbank dat sprake is van uitzendovereenkomsten tussen X en de Bulgaarse werknemers, en dus van privaatrechtelijke dienstbetrekkingen. Aan de twee opgerichte Bulgaarse vennootschappen, waarmee deze werknemers formeel een dienstbetrekking zijn aangegaan, komt volgens het hof geen reële betekenis toe. Het hof concludeert dat X in wezen als een uitzendbureau heeft gewerkt en de inlener als materiële werkgever het gezag heeft uitgeoefend. De inspecteur heeft daarom terecht loonheffingen nageheven. Met betrekking tot de boete oordeelt het hof dat de rechtbank terecht heeft beslist dat grove schuld is bewezen, omdat X nader onderzoek had moeten (laten) doen naar de fiscale aanvaardbaarheid van de gekozen constructie. Een boete van 25% is daarom passend en geboden. Het hof vermindert de boete in verband met overschrijding van de redelijke termijn met in totaal 15%.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 6
Wet op de loonbelasting 1964 2
Wet inkomstenbelasting 2001 67f
Burgerlijk Wetboek Boek 7 7:690
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 28 april