X en zijn partner exploiteren in 2006 een onderneming in de vorm van een maatschap. In zijn aangifte IB/PVV heeft X een bedrag van € 11.488 aan lijfrentepremies in aftrek gebracht op het belastbare inkomen uit werk en woning. Bij het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur een bedrag van € 3506 niet in aftrek toegelaten. Dit niet in aftrek toegelaten bedrag betreft de door X op het inkomen in mindering gebrachte lijfrentepremies voor zover deze de in art. 3.127 Wet IB 2001 genoemde jaarruimte (lid 1) en reserveringsruimte (lid 2) overschrijden. X betwist niet dat de inspecteur de wet op de juiste wijze heeft toegepast, doch betoogt dat sprake is van een bij art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM verboden ongelijke behandeling, omdat de door de wet voor winstgenieters gefacilieerde pensioenopbouw (zoals vastgelegd in art. 3.124 in combinatie met art. 3.127 Wet IB 2001) een beperktere mogelijkheid biedt tot fiscaal gefaciliteerde opbouw van de pensioenvoorziening dan de Wet IB 2001, in combinatie met de Wet LB 1964, aan in dienstbetrekking werkzame personen biedt. X komt uiteindelijk in cassatie.De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X ongegrond. Gelet op de parlementaire toelichting bij het regime voor lijfrenten in de Wet IB 2001, opgenomen in Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 7, blz. 297 en 299, kan niet worden gezegd dat de uit dat regime voortvloeiende verschillen tussen werknemers en andere belastingplichtigen zoals X, van redelijke grond ontbloot zijn. Van discriminatie is daarom geen sprake.
Inhoudsopgave van deze editie
Gerelateerde artikelen
Kennisgroepstandpunt over regresschuld door verrekening rekeningcourantposities onder excessieflenenregeling
De regresschuld van A VOF aan Z BV welke is ontstaan door wederzijdse hoofdelijke aansprakelijkheid voor elkaars schulden en verrekening van rekeningcourantposities bij de bank valt onder het schuldenbegrip van art. 4.13 lid 1 onderdeel f Wet IB 2001. Dit volgt uit een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.
Waardestijging woning Nederland behoort tot werkelijk rendement box 3
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijgingen van de woning in Nederland behoren tot het werkelijke rendement.
Woning valt niet onder ondernemingsvermogen omdat zolder niet uitsluitend zakelijk gebruikt wordt
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de zolder van de woning niet uitsluitend zakelijk wordt gebruikt en daarom niet tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend.
Buiten vijfjaarstermijn gedaan verzoek om ambtshalve vermindering is te laat (art. 80a Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding bestaat om de navorderingsaanslagen ambtshalve te verminderen. Het verzoek om ambtshalve vermindering uit april 2021 is namelijk geruime tijd na afloop van de vijfjaarstermijn van art. 9.6 Wet IB 2001 ontvangen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Inhoud pakket Belastingplan 2026 bekendgemaakt
De Staatssecretaris van Financiën heeft de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staan de keuzes die dit kabinet maakt. Zo is als bijlage een overzicht opgenomen van fiscale wetgeving zoals die nu is voorzien.
Beroep op hogere persoonsgebonden aftrekposten faalt bij gebrek aan onderbouwing (art. 80a Wet RO)
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X ter zake van de door haar geclaimde hogere aftrekposten niet aan de op haar rustende bewijslast voldoet. De Wet IB 2001 biedt geen ruimte om naast het forfaitaire bedrag extra kosten in aftrek te brengen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Aftrek specifieke zorgkosten niet aannemelijk gemaakt (art. 81 Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat haar gemaakte vervoerskosten rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of invaliditeit. Ook maakt X niet aannemelijk dat zij meer kosten maakt dan een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).