Mevrouw X leent vanaf 2004 regelmatig geld uit aan A bv, wat aanvankelijk goed gaat. De aandelen van de bv zijn in het bezit van haar meerderjarige zoon. De aandelen waren oorspronkelijk van de echtgenoot van X. De echtgenoot is in 2003 overleden. X ontvangt pensioen uit de bv. In 2009 gaat de bv failliet. X verstrekte het geld aan A bv door zelf een rekening-courantkrediet bij een bank af te sluiten en zonder opslag door te lenen. In geschil is de ib/pvv-aanslag van X over 2008, waarbij geen rekening is gehouden met een afwaardering van de lening ad € 250.000 in box 1. Niet in geschil is dat de lening tussen onafhankelijke derden niet zou zijn overeengekomen en dat het dus een ongebruikelijke terbeschikkingstelling is. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de afwaardering niet aftrekbaar is, omdat X om persoonlijke redenen het risico heeft aanvaard dat de lening niet zou worden afgelost. Voor de terbeschikkingstelling geldt namelijk hetzelfde criterium als in het winstregime. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem (MK I, 17 januari 2012, 11/00294, V-N 2012/19.1.3) oordeelt dat het niet zakelijk is dat iemand van 70 jaar € 240.000 zonder aflossingsschema, looptijd, zekerheden of rente-opslag uitleent om een eigen pensioen van € 12.000 per jaar veilig te stellen. X heeft dus het onzakelijke debiteurenrisico aanvaard vanwege de familierelatie met de zoon en zijn bv, met de bedoeling het belang van hen te dienen. Conform het leerstuk van de onzakelijke lening (zie HR 25 november 2011, nr. 08/05323, V-N 2011/63.10) is het verlies niet aftrekbaar. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92