De Arcomet-groep houdt zich wereldwijd bezig met kraanverhuur. Het Roemeense SC Arcomet Towercranes SRL koopt of huurt kranen die zij vervolgens aan haar klanten doorverkoopt of verhuurt en Arcomet Service NV België zoekt leveranciers voor haar dochterondernemingen, waaronder Arcomet Roemenië, en onderhandelt met hen over de contractvoorwaarden. De verkoop‑ en huurovereenkomsten worden echter gesloten tussen Arcomet Roemenië en haar leveranciers en klanten. Arcomet België en Arcomet Roemenië sluiten, in aansluiting op de binnen het concern geldende verrekenprijsregels, een aanvullende overeenkomst. Hierin wordt onder andere een operationele winstmarge gegarandeerd en het jaarlijks uitreiken van een verrekeningsfactuur vastgelegd. Op grond van deze overeenkomsten ontvangt Arcomet Roemenië facturen exclusief BTW van Arcomet België. Naar aanleiding van een controle legt de Roemeense fiscus BTW-aanslagen op aan Arcomet Roemenië. Arcomet Roemenië is hier niet mee eens. De Roemeense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de door de Arcomet-groep gehanteerde verrekenprijs, onder voorwaarden, moet worden beschouwd als de tegenprestatie voor een dienst die onder bezwarende titel wordt verricht. Deze dienst is dan ook onderworpen aan BTW-heffing. De verrekenprijs moet dan onder andere worden berekend volgens de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen. Het is verder niet in strijd met het EU-recht dat de fiscus andere documenten dan de factuur eist om aan te tonen dat de op de factuur vermelde diensten zijn verricht en dat deze diensten zijn gebruikt voor de belaste handelingen. Daarbij geldt dan wel dat de overlegging van die documenten daarvoor noodzakelijk en evenredig is.
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Rubriek: Omzetbelasting, Europees belastingrecht, Internationaal belastingrecht
Editie: 8 september
Informatiesoort: VN Vandaag