X bv houdt zich bezig met de winning en groothandel in zand en grind. Voor het bewerken maakt X bv gebruik van water dat is opgepompt uit de I (het proceswater). Dit water wordt na gebruik weer afgevoerd in de I. Het afgevoerde water bevat zuurstofbindende en andere stoffen. Voor het terugbrengen van het proceswater legt het Bureau verontreinigingsheffing rijkswateren X bv de in geschil zijnde aanslagen verontreinigingsheffing rijkswateren op. X bv stelt in beroep onder meer dat de I geen rijkswater is. Rechtbank Arnhem oordeelt dat voor de toepassing van de verontreinigingsheffing rijkswateren het in geding zijnde oppervlaktewater geacht wordt in open verbinding met een rijkswater te staan. De aanslagen zijn daarom in beginsel terecht aan X bv opgelegd. Toch worden de aanslagen vernietigd omdat de rechtbank het bij zand- en grindwinning niet in de heffing betrekken van lozingen door drijvende vaartuigen en het wel in de heffing betrekken van lozingen door landinstallaties in strijd acht met het gelijkheidsbeginsel.
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de beslissing van de rechtbank dat de aanslagen verontreinigingsheffing rijkswateren komen te vervallen wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel. De drijvende vaartuigen en landinstallaties zijn zowel feitelijk als juridisch aan te merken als gelijke gevallen. Het bureau verontreinigingsheffing rijkswateren gaat uit van een onjuist feitelijk uitgangspunt, namelijk dat drijvende installaties geen vervuiling toevoegen, maar dit komt voor zijn risico. Er is sprake van een begunstigend beleid dat niet berust op een onjuiste rechtsopvatting. Op grond van het gelijkheidsbeginsel dient het bureau verontreinigingsheffing rijkswateren dit beleid ook ten aanzien van X bv toe te passen.
Wetsartikelen:
Wet verontreiniging oppervlaktewateren 17 en 23
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden