Belanghebbende, de heer X, is van juni 2005 tot maart 2010 middellijk bestuurder van de A bv. Om onverklaarbare redenen is pas in september/oktober 2009 een LB-nummer aan A bv toegekend. In haar jaarrekeningen over 2007, 2008 en 2009 heeft A bv per ultimo steeds een passiefpost opgenomen voor de verschuldigde, nog niet afgedragen loonheffing. In september/oktober 2009 zijn de maandaangiften loonheffing over eerdere tijdvakken in één keer (alsnog) ingediend. Vervolgens zijn naheffingsaanslagen opgelegd conform de aangiften. In september 2010 zijn de aandelen A bv aan een derde verkocht. A bv gaat in 2011 failliet. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor een totaalbedrag van € 34.512. Rechtbank Haarlem vermindert de aansprakelijkstelling tot € 3.606. De ontvanger gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de betalingsonmacht van A bv reeds in de afdrachtfase gemeld had moeten worden. De nageheven loonheffing was namelijk gelijk aan wat conform de aangiften afgedragen had moeten worden. X stelt dus ten onrechte dat de betalingsonmacht alsnog rechtsgeldig kon worden gemeld in de naheffingsfase. Het maakt ook niet uit dat pas zeer laat een LB-nummer aan A bv is toegekend. De vertraagde toekenning neemt namelijk hoogstens de verplichting tot het tijdig doen van aangifte weg, maar niet de verplichting tot tijdige afdracht. Het feit dat de inspecteur mogelijk heeft verzocht om met betaling van de loonheffing te wachten totdat (de) naheffingsaanslag(en) zou(den) zijn opgelegd, is weliswaar verwarrend, maar dat staat geheel los van de meldingsplicht. X is terecht aansprakelijk gesteld en kan dus niet worden toegelaten tot weerlegging van het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur. X is ook aansprakelijk voor de betaalverzuimboetes, doch niet voor de invorderingsrente. Het beroep van de inspecteur is gegrond. Het incidentele hoger beroep van X is gegrond voor wat betreft de invorderingsrente.
Gerelateerde artikelen
Eén invorderingsregime voor rijksbelastingen en toeslagen komt er niet
Het uitgangspunt van de Wet Stroomlijnen – één invorderingsregime voor rijksbelastingen en toeslagen door de IW 1990 grotendeels van toepassing te verklaren op de inning van toeslagschulden en de ontvanger aan te wijzen als het bevoegde bestuursorgaan voor de invordering van belasting- en toeslagschulden – is niet meer actueel. Dat komt door de ingezette ontvlechting van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen. Dat schrijven de Staatssecretarissen van Financiën aan de Tweede Kamer.
Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling aanvaard
De Eerste Kamer heeft op 10 juni 2025 het wetsvoorstel Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling (36675) als hamerstuk afgedaan.
Vanaf 2027 meer rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelding
De ontvanger van de Belastingdienst zal per 1 januari 2027 bij voor bezwaar en beroep vatbare beschikking uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden verlenen of juist afwijzen. De nieuwe rechtsbescherming geldt eerst voor de Rijksbelastingen, later ook voor lokale heffingen. Dit staat in een interview met Jasper Graaff, voorzitter van de Kennisgroep invordering en civiel recht bij de Belastingdienst, op het Forum Fiscaal Dienstverleners.
Kwijtschelding conserverende IB-aanslag voor dga van NV op Curaçao tien jaren na emigratie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ontvanger kwijtschelding moet verlenen van het bedrag van de belasting waarvoor uitstel van betaling is verleend. Uit de Uitvoeringsregeling IW volgt een ongeclausuleerde kwijtschelding van het na 10 jaren nog openstaande deel van een conserverende aanslag.
Rekenkamer: Belastingdienst beschermt mensen met schulden nog onvoldoende
De Belastingdienst houdt in 2024 nog onvoldoende rekening met de informatie die burgers aanleveren over aflossingen aan andere schuldeisers. Daarom spreekt de Rekenkamer van een onvolkomenheid in de bedrijfsvoering bij de Belastingdienst.