De Hoge Raad oordeelt dat X, nu zij de haar bij aanschaf in rekening gebrachte BTW niet onmiddellijk in aftrek heeft gebracht, het aftrekrecht niet alsnog via de herzieningsregeling kan effectueren. De Hoge Raad verwijst hierbij naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU.

De gemeenteraad van belanghebbende, gemeente X, stemt in 2010 in met de bouw van een multifunctionele accommodatie (mfa). De mfa is bedoeld ter vervanging van een dorpshuis en ter huisvesting van de ijsclub en enkele verenigingen. In januari 2014 verkopen de verenigingen en de ijsclub hun onderkomens aan X. Hierbij is overeengekomen dat de koopsommen aangewend zullen worden voor de bouw van de mfa en dat de verenigingen en de ijsclub de mfa zullen gaan gebruiken. Vervolgens verkoopt X de mfa voor € 175.000, inclusief BTW, aan stichting mfa. In april 2014 wordt de mfa, inclusief de ondergrond, geleverd aan de stichting. In haar BTW-aangifte over het tweede kwartaal van 2014 brengt X € 204.000 aan BTW in aftrek. De inspecteur stelt dat aftrek niet mogelijk is, omdat er geen sprake is van een levering onder bezwarende titel. Als er al recht op aftrek bestaat, bedraagt de aftrek maximaal € 9822. Dit is namelijk het bedrag dat in het tweede kwartaal van 2014 aan X in rekening is gebracht. Hof Den Haag oordeelt dat X de over het tweede kwartaal van 2014 in rekening gebrachte BTW in aftrek mag brengen. De ter zake van de bouw in rekening gebrachte BTW had X in 2012 en 2013 in aftrek moeten brengen, omdat het in aanbouw zijnde gebouw in die jaren was bestemd voor een belaste prestatie. Het is niet mogelijk om voor deze fout de herzieningsregeling toe te passen. X en de staatssecretaris gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X, nu zij de haar bij aanschaf in rekening gebrachte BTW niet onmiddellijk in aftrek heeft gebracht, het aftrekrecht niet alsnog via de herzieningsregeling kan effectueren. De Hoge Raad verwijst hierbij naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad verwerpt verder ook nog het beroep van X op art. 65 AWR. De regeling van art. 65 AWR beoogt namelijk niet dat een noch bij de aangifte, noch tijdig via het stelsel van bezwaar en beroep uitgeoefend recht op aftrek van BTW naderhand zonder meer kan worden afgedwongen. Omdat het hof de stelling van de inspecteur dat sprake is van een kasrondje, en dus van misbruik van recht, volgens de Hoge Raad ten onrechte niet heeft behandeld, verwijst de Hoge Raad de zaak nog naar Hof Amsterdam.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Carrousel: Carrousel

36

Gerelateerde artikelen