De gemeente Amsterdam en A bv, de enige aandeelhouder van belanghebbende, X bv, sluiten een overeenkomst met betrekking tot de uitgifte in eeuwigdurende erfpacht van een perceel grond met opstallen. De erfpachtgrondwaarde bedraagt € 3,5 mln. De canon die hierbij hoort is € 83.650. Bij ‘Akte van uitgifte in eeuwigdurend erfpacht’ van 18 mei 2018 aanvaardt X bv alle rechten en verplichtingen uit de erfpachtovereenkomst. X bv voldoet de afkoopsom van € 3,5 mln. In geschil is hoe de heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting moet worden bepaald. X bv stelt dat de heffingsgrondslag € 1,4 mln (17 x € 83.650) bedraagt. De inspecteur is van mening dat de heffingsgrondslag moet worden vastgesteld op de afkoopsom van € 3,5 mln.
Hof Amsterdam bepaalt dat de heffingsgrondslag voor het eeuwigdurend erfpachtrecht € 3,5 mln bedraagt. Uit het geheel van de erfpachtovereenkomstakte en de erfpachtakte blijkt dat partijen nooit de bedoeling hebben gehad om een erfpachtrecht te vestigen tegen betaling van een periodieke canon, welke periodieke (canon)verplichting nadien is afgekocht. De erfpachtcanon is niet meer dan een rekengrootheid, afgeleid uit de waarde van de grond. Het gelijk is aan de inspecteur. X bv gaat in cassatie. Advocaat-generaal Wattel concludeert dat sprake is van een canonvrij eeuwigdurend erfpachtrecht tegen betaling ineens en dat de heffingsgrondslag € 3,5 mln bedraagt. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 2
Wet op belastingen van rechtsverkeer 11
Wet op belastingen van rechtsverkeer 9