Belanghebbende, X, en zijn echtgenote dreven vanaf 1990 in maatschapsverband een agrarische onderneming. Op 7 maart 1995 hebben X en zijn echtgenote grond verkocht aan een projectontwikkelaar. Voor het geval de verkochte grond zal worden aangewend voor woningbouw, hebben X en zijn echtgenote een voorkeursrecht op vijf bouwkavels bedongen voor een prijs van fl. 125 per m2. Het voorkeursrecht is niet op de balans van de maatschap geactiveerd. De waarde van de voorkeursrechten is evenmin aangegeven in box 3 in de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van X en zijn echtgenote. In het jaar 2007 hebben X, zijn echtgenote en drie van hun kinderen gebruik gemaakt van het voorkeursrecht. De inspecteur heeft het verschil tussen de marktwaarde in 2007 (van € 200 per m2) en de in 1995 overeengekomen prijs (van fl. 125 per m2) van de aangekochte grondpercelen in 2007 tot de belaste winst uit onderneming van X en zijn echtgenote gerekend. X komt in beroep.
Rechtbank Arnhem overweegt dat het voorkeursrecht tot het verplichte privévermogen behoort en dat de bij uitoefening gerealiseerde waardestijging onbelast is. Onzekerheden ten tijde van de verkrijging met bestrekking tot wijziging van het bestemmingsplan en de waardeontwikkeling van de bouwkavels dwingen er niet toe het voorkeursrecht tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Het voorkeursrecht ziet namelijk slechts op de mogelijkheid ten behoeve van X en zijn gezin te voorzien in het bouwen van een woning. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat de mogelijk te bouwen woningen een functie in de bedrijfsuitoefening van X zullen vervullen. Het beroep is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Arnhem