Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat D bv, E bv, F bv en G bv een f.e. voor de VPB vormen, met F bv als moedermaatschappij. Aan de verplichte voeging van X Ltd. als moedermaatschappij komt namelijk geen onderscheidende betekenis toe.

X Ltd., een Israëlische vennootschap, houdt de aandelen in twee Israëlische vennootschappen (B Ltd. en C Ltd.). De Israëlische dochters houden de aandelen in drie Nederlandse vennootschappen (D bv, E bv en F bv). D bv en E bv houden de aandelen in de Nederlandse vennootschap G bv. In geschil is of een f.e. mogelijk is tussen de Nederlandse (zuster)vennootschappen (belanghebbenden). Indien dat niet mogelijk is, is in geschil of X Ltd. een f.e. voor de VPB kan vormen met al haar (klein)dochtervennootschappen. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X Ltd. geen f.e. kan vormen met haar Israëlische en Nederlandse (klein)dochtervennootschappen, omdat X Ltd., B Ltd en C Ltd. niet in Nederland zijn gevestigd, en de Israëlisch vennootschappen geen v.i. in Nederland hebben. Verder is het volgens de rechtbank ook niet mogelijk om een f.e. te vormen tussen de Nederlandse vennootschappen, omdat geen van de vennootschappen is aan te merken als moedermaatschappij. De rechtbank merkt verder nog op dat de drie Israëlische vennootschappen zich niet op art. 27 lid 4 Verdrag Nederland-Israël kunnen beroepen. De vennootschappen drijven namelijk geen onderneming in Nederland waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk in het bezit is van een of meer inwoners van Israël. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat D bv, E bv, F bv en G bv een geslaagd beroep doen op de non-discriminatiebepaling van art. 27 lid 4 Verdrag Nederland-Israël. Volgens het hof kunnen de vier vennootschappen een f.e. voor de VPB vormen, met F bv als moedermaatschappij. Het hof overweegt hierbij dat, bezien vanuit de positie van de Nederlandse vennootschappen, aan de verplichte voeging van de moedermaatschappij in dit verband geen onderscheidende betekenis toekomt. Daarbij wijst het hof er op dat, als de fiscale voeging zou worden toegestaan, alleen de binnen de Nederlandse jurisdictie vallende concernresultaten worden geconsolideerd. Tevens merkt het hof op dat, als in een zuiver binnenlandse situatie sprake is van een moedermaatschappij waarvan de activiteiten uitsluitend bestaan uit het houden van de aandelen in haar dochtermaatschappijen, materieel ook sprake is van een consolidatie van alleen de resultaten en vermogens van de dochtermaatschappijen. Het gelijk is aan belanghebbenden.

Lees ook het thema Fiscale Eenheid: een dynamisch regime binnen de Vpb en het bericht Baker & McKenzie: Fiscale-eenheidsregime nu ook mogelijk voor niet-EU-bedrijven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 27

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

6

Gerelateerde artikelen