Rechtbank Den Haag oordeelt dat vrachtwagenchauffeur X in Nederland premieplichtig is voor de sociale verzekeringen. De door de SVB afgegeven A1-verklaring is namelijk in rechte in stand gebleven, onherroepelijk vast komen te staan en nadien ook niet ingetrokken.

Vrachtwagenchauffeur X werkt voor het Cypriotische A Ltd. Hij werkt op het grondgebied van twee of meer EU-lidstaten, maar verricht geen substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in Nederland. De SVB geeft in 2013 A1-verklaringen af waarbij de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is verklaard op X. In een procedure over de toepasselijke socialezekerheidswetgeving oordeelt de Centrale Raad van Beroep (19 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2741, V-N 2021/11.6) dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is. In de IB-procedures bestrijdt X dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is op zijn buitenlands inkomen.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat vrachtwagenchauffeur X in Nederland premieplichtig is voor de sociale verzekeringen. De door de SVB afgegeven A1-verklaring is namelijk in rechte in stand gebleven, onherroepelijk vast komen te staan en nadien ook niet ingetrokken. Zowel de inspecteur, als de belastingrechter is dan gebonden aan deze verklaring. De rechtbank stelt vervolgens vast dat X recht heeft op toepassing van de werkkostenregeling, maar dat dit, door een beroep van de inspecteur op interne compensatie, niet leidt tot een vermindering van de aanslagen. Bij de aanslagregeling is namelijk bij het omrekenen van het loon van A Ltd. naar Nederlandse maatstaven onterecht rekening gehouden met de in Cyprus ingehouden sociale zekerheidsbijdragen. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.84

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing

Editie: 30 december

Informatiesoort: VN Vandaag

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen