De heer X is eigenaar van een perceel met daarop twee woningen, varkensschuren en een garage/berging (perceel a1). Aan de overzijde van de straat bezit X ook een perceel, nl. b2. Dit is later gesplitst in de percelen b3 en b4. In 2001 krijgt X toestemming van de gemeente voor het slopen van de schuren op perceel a1. Hiervoor ontvangt X ook subsidie van het Ministerie van LNV. X betaalt deze subsidie terug, nadat de gemeente een bouwvergunning heeft verleend voor de percelen a1 en b2. In 2006 draagt X de economische eigendom van perceel b3 over. In geschil is of de hiermee behaalde winst terecht bij ambtshalve aanslag is belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Rechtbank Arnhem oordeelt dat het perceel door X rendabel is gemaakt op een wijze die normaal actief vermogensbeheer te boven gaat. Partijen gaan in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat X over 2006 niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat het aan hem is om overtuigend de onjuistheid van de correcties aan te tonen. De met betrekking tot het perceel verrichte werkzaamheden zijn onmiskenbaar gericht op het behalen van een hoger voordeel dan het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement. Het hoger beroep van X is slechts gegrond omdat de inspecteur alsnog heeft toegezegd dat door de sloop een waardedaling van de schuren en ondergrond is opgetreden van € 10.000. Het incidentele hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. De woningen op perceel a1 behoren namelijk niet tot het werkzaamheidsvermogen. De hierin aanwezige stille reserves kunnen dus niet aan deze werkzaamheid worden toegerekend.