Ingevolge art. 15 lid 5 Wet OB 1968 bestaat geen recht op aftrek van BTW die in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. Doel is BTW te laten drukken op dergelijk consumptief verbruik, ook als dit plaatsvindt in een bedrijfsmatige sfeer. In de praktijk komt het voor dat de in art. 15 lid 5 van de wet bedoelde verstrekking van spijzen en dranken wordt uitbesteed aan een ondernemer die deze prestatie weer uitbesteedt aan een andere ondernemer. Dit kan zich daarna nog herhalen. Deze zelfde prestatie bestaande in het verstrekken van spijzen en dranken zoals bedoeld in art. 15 lid 5 van de wet wordt dan opvolgend aan verscheidene ondernemers verricht. Art. 15 lid 5 van de wet leidt er dan toe dat bij al die ondernemers de aftrek van de in rekening gebrachte BTW is uitgesloten. Dit acht de Staatssecretaris van Financiën ongewenst. Daarom wordt vooruitlopend op een wetswijziging goedgekeurd dat ondernemers op grond van art. 15 lid 1 van de wet de BTW in aftrek brengen die aan hen in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken zoals bedoeld in art. 15 lid 5 van de wet, als zij deze prestatie niet afnemen als eindgebruiker maar op hun beurt deze zelfde prestatie verrichten en doorbelasten aan een derde en ter zake BTW in rekening moeten brengen. Voor toepassing van de goedkeuring is vereist dat de ondernemer op de factuur aan zijn afnemer aangeeft dat het (geheel of gedeeltelijk) gaat om een verstrekking van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse zoals bedoeld in art. 15 lid 5 van de wet.
Deze goedkeuring geldt vanaf 23 september 2021. Indien in het verleden overeenkomstig deze goedkeuring is gehandeld, hoeft hierop niet te worden teruggekomen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 23 september