De Hoge Raad oordeelt dat het woonzorgcentrum in hoofdzaak geen woning is, doch dat de entrees voor de aanslag OZB-gebruik buiten de heffingsmaatstaf moeten blijven.

Stichting X is eigenaar/gebruiker van een woonzorgcentrum in de gemeente Epe. Het centrum bestaat uit twee afzonderlijke gebouwen, te weten het hoofdgebouw en een tweede gebouw, enige bijgebouwen en een tuin. Het centrum bestaat uit diverse woonclusters. Ieder wooncluster bestaat uit een aantal appartementen en een gemeenschappelijke woonkamer. De appartementen zijn gelegen aan - overdekte - woonstraten en beschikken over een woon/slaapkamer met keuken, badkamer, toilet en een berging. Aan X een WOZ-beschikking afgegeven naar een waarde van € 3.313.000. Tevens zijn OZB-aanslagen opgelegd naar een maatstaf van € 1.855.280. In geschil is of het centrum moet worden aangemerkt als een 'niet-woning' en, bij bevestigende beantwoording daarvan, naar welke heffingsmaatstaf de aanslag OZB-gebruik moet worden opgelegd. Rechtbank Zutphen vermindert de aanslag gebruikersbelasting. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de woonstraten meer dan incidenteel tevens gebruikt worden in verband met het verlenen van (verpleegkundige) hulp en dat van die ruimten niet kan worden gezegd dat zij dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. De delen die tot wonen dienen dan wel in hoofdzaak aan woondoeleinden dienstbaar zijn, is 76%. De heffingsmaatstaf is dus € 795.120. X gaat in cassatie. De Hoge Raad bevestigt dat de woonstraten niet dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden, zodat minder dan 70% kan worden toegerekend aan delen die tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het centrum is in hoofdzaak dus geen woning als bedoeld in art. 220a lid 2 Gemeentewet. Het maakt niet uit dat voor de bepaling van de heffingsmaatstaf als bedoeld in art. 220e Gemeentewet meer dan 70% van de waarde is toe te rekenen aan delen die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het hof heeft echter de entrees van de twee gebouwen voor de toepassing van art. 220e Gemeentewet ten onrechte buiten aanmerking gelaten (zie r.o. 3.3.5 van HR 15 november 2013, nr. 11/05565, V-N 2013/59.25). 88% van de heffingsmaatstaf is dus vrijgesteld. De maatstaf voor de heffing van de gebruikersbelasting wordt daarom vastgesteld op 12% van € 3.313.000 is € 397.560. Het beroep van X is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220e

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

8

Gerelateerde artikelen