Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

Eiser, X, is huurder van een onroerende zaak in de gemeente Amsterdam. Het betreft een object met bestemming ‘gemengde doeleinden', dat wil zeggen dat het pand mag worden gebruikt als woning, kantoor, bedrijfsruimte en/of winkel. X gebruikt het object als kantoor. In geschil is de WOZ-waarde van het pand voor het belastingjaar 2009 (waardepeildatum 1 januari 2008). De heffingsambtenaar heeft de waarde na bezwaar van X verlaagd van € 198.500 naar € 188.500.

Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Terecht heeft de gemeente de waarde vastgesteld door kapitalisatie van de bruto huur. Nu de kapitalisatiefactor niet in geschil is, dient de heffingsambtenaar van de gemeente aannemelijk te maken dat de gehanteerde jaarhuur niet te hoog is. Volgens de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd. De gemeente heeft huurcijfers overgelegd van panden die qua ligging vergelijkbaar zijn en evenals het object van X de bestemming ‘gemengde doeleinden' hebben. Eén van de drie referenties schuift de rechtbank terzijde omdat de verkoopprijs te ver (1,5 jaar) van de peildatum is verwijderd. De andere referentiepanden verschillen qua oppervlakte wel van het pand van X, maar volgens de rechtbank heeft de heffingsambtenaar met dit verschil voldoende rekening gehouden. De huurprijzen waar X zelf naar verwijst, zijn minder bruikbaar omdat deze panden al sinds 2001 respectievelijk 2003 verhuurd worden en het dus gaat om geïndexeerde huren. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Amsterdam

22

Gerelateerde artikelen