Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X uit de brief van de gemeente had moeten afleiden dat de gemeente het aanvraagformulier opvatte als een aanvraag van een omgevingsvergunning en niet slechts als een quick scan. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de legesverordening jegens X onverbindend is omdat de NEN2580 norm waarnaar in de verordening wordt verwezen niet op de voorgeschreven wijze kenbaar is gemaakt.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de gemeente het risico draagt als een parkeerapp onbetrouwbare informatie verschaft. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag omdat niet objectief is vast te stellen dat de app betrouwbare informatie biedt en de gemeente geen kwaliteitsnormen voor de app heeft vastgesteld.
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de aanslagen OZB en reclamebelasting 2021 voor een kledingwinkel terecht zijn opgelegd, ondanks de gedwongen winkelsluiting tijdens de coronapandemie.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat niet kan worden vastgesteld dat X eerder dan bij de ontvangst van het duplicaat op de hoogte is geraakt van de naheffingsaanslag.
Advocaat-generaal Pauwels bespreekt de (on)mogelijkheid van naheffen van parkeerbelasting voor locaties waar het eerste uur of de eerste twee uur gratis geparkeerd mag worden.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de maximale leges voor omgevingsvergunningen per afzonderlijke aanvraag gelden en niet voor het gehele project gezamenlijk. Het belangrijkste geschilpunt betreft de uitleg van de tarieventabel bij meerdere aanvragen voor één ontwikkelingsproject.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een ziekenhuisopname een verschoonbare reden vormt voor het te laat indienen van een beroepschrift tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank vernietigt de aanslag omdat de heffingsambtenaar onvoldoende duidelijk maakt dat betaald parkeren ter plaatse geldt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat met het achteraf overleggen van het parkeerkaartje, het bankafschrift en de getuigenverklaring voldoende aannemelijk is dat parkeerbelasting is voldaan.