De aandelenoptieregeling in de loonbelasting wordt aangepast. Vanaf 2022 verschuift het heffingsmoment van uitoefening naar verhandelbaarheid. Dit voorstel uit het pakket Belastingplan 2022 ziet Peter Bos liever vandaag nog dan morgen in de ijskast verdwijnen. “Doe dit niet,” luidt zijn oproep. “Dit lost een probleem op wat met contractvrijheid allang oplosbaar is.”
Van uitoefening naar verhandelbaarheid
Volgens de huidige regels is een werknemer met aandelenopties loonheffing verschuldigd op het moment dat hij zijn optierechten uitoefent. Door de voorgestelde aanpassing verschuift vanaf 2022 de belastingheffing naar het moment dat de aandelen die de werknemer verkrijgt bij de uitoefening van zijn rechten, verhandelbaar worden of zijn. Doel van deze nieuwe hoofdregel is het wegnemen van een liquiditeitsknelpunt voor de werknemer: daar waar op het uitoefenmoment het geld wellicht ontbreekt om de loonbelasting te betalen, is er voldoende geld beschikbaar op het verhandelbare moment. Of de werknemer dan ook daadwerkelijk zijn aandelen vervreemdt, doet niet ter zake.
Verschil tussen juridisch en feitelijk
Er is een verschil tussen juridische en feitelijke verhandelbaarheid, waarschuwt Bos, specialist werknemersparticipaties bij BDO. “Aansluiten bij het verhandelbare moment is behoorlijk abstract. Zo sluiten juridisch en feitelijk lang niet altijd op elkaar aan. Als bijvoorbeeld een werknemer bij de uitoefening van zijn optierecht aandelen zonder contractuele beperking verkrijgt in de BV van de werkgever, dan zijn die aandelen op dat moment juridisch verhandelbaar. Maar de daadwerkelijke verkoop van de aandelen, de feitelijke verhandelbaarheid waarbij geld te realiseren valt, kan heel goed op een veel later tijdstip plaatsvinden. Voor feitelijke verhandelbaarheid is immers een afnemer / koper nodig. Met name in de BV-sfeer mogen aandelen vaak slechts aan een selecte groep worden verkocht en dus is een koper niet altijd direct voorhanden. Het aangrijpen bij het juridisch verhandelbare moment lost dan ook lang niet altijd het liquiditeitsknelpunt van de aandelenoptieregeling op.”
Naast de abstractheid van het begrip ‘verhandelbaar’ kent de nieuwe hoofdregel van de aandelenoptieregeling in de loonbelasting meer problemen. Bos noemt er drie: waarde economisch verkeer, keuzemogelijkheid en de beperktheid van deze wettelijke tegemoetkoming.
WEV lastig te bepalen
Op het moment dat de bij uitoefening van het optierecht verkregen aandelen juridisch verhandelbaar zijn, is de werknemer loonheffing verschuldigd over de waarde van de aandelen verminderd met wat hij destijds heeft betaald voor de aandelenopties. Die waarde is de waarde in het economisch verkeer (wev). “Dat die wev, zeker bij niet-beursgenoteerde aandelen, lastig te bepalen is, mag duidelijk zijn,” zegt Bos. “Dit is voer voor allerlei waarderingsdiscussies met de Belastingdienst en systematische onzekerheden die niet nodig zijn. Zie je in plaats van de juridische verhandelbaarheid de feitelijke verhandelbaarheid van de aandelen als heffingsmoment dan is de waarde van de aandelen helemaal niet lastig te bepalen. Dat is in beginsel gewoon de verkoopprijs.”
Oneigenlijk gebruik en langdurig uitstel
Het kabinet wil voor de heffing over aandelenopties echter niet aanhaken bij het daadwerkelijke moment van vervreemding, omdat dit zou kunnen leiden tot oneigenlijk gebruik van de aandelenoptieregeling en langdurig uitstel van belastingheffing. Vandaar ook de ingebouwde vijfjaarstermijn: na beursgang of bij reeds beursgenoteerde vennootschappen kan het heffingsmoment maximaal vijf jaar worden uitgesteld. Bos: “Die vijfjaarsfictie geldt enkel voor beursgenoteerde aandelen, bij niet-beursgenoteerde aandelen is uitstel van belastingheffing door een contractueel verhandelverbod van meer dan vijf jaar kennelijk geen probleem. Bovendien is het de vraag of langdurig uitstel van belastingheffing zich veelvuldig zal voordoen. Zolang de bij uitoefening van het optierecht verkregen aandelen door de niet verhandelbaarheid in de loonsfeer blijven, worden tussentijdse voordelen, zoals dividenden, namelijk in de loonbelasting betrokken.”
Keuzeproblemen
Waar Bos ook problemen mee verwacht is de keuzemogelijkheid. De werknemer die in plaats van het verhandelbare moment liever de loonheffing voor rekening neemt op het moment dat hij zijn optierecht uitoefent, mag ook kiezen voor de huidige heffingsregels. Hij moet die keuze dan wel uiterlijk bij de uitoefening van zijn aandelenopties schriftelijk kenbaar maken en de werkgever moet die keuze bewaren bij de loonadministratie. Maakt de werknemer de keuze niet, niet tijdig of op een onjuiste manier, dan volgt heffing volgens de hoofdregel van verhandelbaarheid.
Door deze keuzemogelijkheid is de aandelenoptieregeling straks complexer en minder handhaafbaar, geeft de Belastingdienst aan. Bos kan dit alleen maar beamen. “De geschiedenis van belastingheffing over aandelenopties, de jaren 2001 tot 2005, leert dat een schriftelijk keuzesysteem heel kwetsbaar is. In de praktijk loopt dit vaak fout, meestal omdat de werknemer verzuimt op tijd te kiezen of omdat de werkgever de schriftelijke keuze kwijtraakt. De oplossing hier is veel simpeler: kiest de werknemer voor heffing op het moment van uitoefening dan houdt de werkgever loonheffing in en dat is dus automatisch zichtbaar in de loonadministratie. Kortom, een schriftelijk keuzesysteem is helemaal niet nodig. Sterker nog, het voegt niets toe!”
Te beperkt
Dat de verschuiving van het heffingsmoment enkel ziet op aandelenopties bestempelt Bos als het derde probleem. “Er zijn veel participatievormen die erg lijken op opties. Denk bijvoorbeeld aan het Amerikaanse ‘ESPP’, een Employee Stock Purchase Plan, oftewel: een werknemersaandelenkoopplan. Als je dan toch de wetgeving wil veranderen, betrek daar dan ook alle participatieplannen bij en sluit voor het heffingsmoment aan bij de daadwerkelijke realisatie van het participatievoordeel.”
Contractvrijheid
Maar liever dan heffing bij realisatie ziet Bos de gehele aanpassing van de aandelenoptieregeling in de ijskast verdwijnen. “Het kabinet wil iets oplossen, wat praktisch allang oplosbaar is. Bij aandelenopties is een gangbare oplossing dat in de arbeids- of optieovereenkomst tussen werkgever en werknemer wordt opgenomen dat de werknemer zijn optierechten pas mag uitoefenen als sprake is van een exit event, oftewel op het moment dat de onderliggende aandelen verkocht worden. Bijkomend voordeel is dat dan ook het geld voorhanden is om de belasting over de uitoefening van het aandelenoptierecht te voldoen.”
Bos legt uit dat deze contractvrijheid, het maken van afspraken over het moment van uitoefening, al vele jaren bestaand beleid is. “Het stamt nog uit de tijd dat je met de Belastingdienst moest afrekenen op het moment dat je aandelenoptierecht onvoorwaardelijk werd. Dat moment ligt zelfs nog voor het uitoefenmoment. Toen was het liquiditeitsknelpunt dus eerder en groter dan nu. Om dat op te vangen werd destijds al bedacht om aan het aandelenoptierecht de contractuele verplichting te verbinden dat de werknemer die zijn optierecht uitoefende de daarmee verkregen aandelen direct moest verkopen. De toenmalige staatssecretaris van Financiën zag dergelijke aandelenopties als ‘stock appreciation rights’ (SAR’s) die belast zijn op het uitoefenmoment.”
Doe dit niet
De contractuele afspraken tussen werknemer en werkgever over de uitoefening van het optierecht bieden dus de mogelijkheid aan te haken bij het moment dat de werknemer over voldoende liquiditeiten beschikt om de belasting over de aandelenopties te betalen. “Een wettelijke aanpassing van de aandelenoptieregeling om een liquiditeitsknelpunt weg te nemen, is dus helemaal niet nodig,” vult Bos aan. “Doe die wettelijke aanpassing niet, is dan ook mijn oproep. De nieuwe hoofdregel van ‘verhandelbaarheid’ levert alleen maar problemen op en biedt slechts een oplossing voor iets wat in de praktijk geen probleem hoeft te zijn.”
Redactionele opmerking: Inmiddels heeft het kabinet de Kamer gevraagd de stemming over dit wetsvoorstel aan te houden. Vijlbrief wil het voorstel aanpassen.
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Loonbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2021
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel