Een man wil 10 jaar na de scheiding ontslagen worden van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor een hypotheek. Zijn ex-vrouw verschijnt niet in de procedure en voert ook geen verweer. Voor een rechter reden om de vordering van de man tot ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid toe te wijzen op voorwaarde dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. De man slaagt er niet in om dit aan te tonen met als gevolg dat de vordering wordt afgewezen.
De zaak (Rechtbank Overijssel 2 mei 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1424) verloopt als volgt. Een vrouw en een man wonen ongehuwd samen in de woning van de vrouw. In 2011 verbreken zij de relatie en vertrekt de man uit de woning.
Sinds 2009 is hij hoofdelijk aansprakelijk voor de rente en aflossing van een hypothecaire lening op de woning van de vrouw. Na de scheiding onderzoekt de man de mogelijkheden om ontslagen te worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vrouw reageert helemaal niet. Omdat de man ruim 10 jaar later problemen ondervindt bij de financiering van een aan te schaffen woning vordert de man in kort geding dat de vrouw wordt veroordeeld om ervoor te zorgen dat hij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
De rechter erkent dat de man een spoedeisend belang heeft en gaat over tot beoordeling van de vordering. De vrouw verschijnt niet op de zitting en voert ook geen verweer. Dit heeft tot gevolg dat de rechter de vordering van de man in principe kan toewijzen. Voorwaarde is wel dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is (art. 139 Rv).
De rechter is van mening dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er een rechtsgrond bestaat voor de vordering van de man. Helaas weten we niets over de achtergrond van het tot stand komen van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de geldverstrekker bij het aangaan van de lening geëist dat de man mede hoofdelijk aansprakelijk zou worden omdat het inkomen van de man nodig was om de lening te kunnen aangaan. De man heeft dit in de procedure ook niet nader toegelicht. Omdat er destijds geen samenlevingsovereenkomst is opgesteld, kan daarin ook geen aanwijzingen worden gevonden.
Daarnaast merkt de rechter op dat het enkele feit dat vrouw eigenaar is van de woning niet betekent dat zij voor ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid moet zorgen bij het einde van de relatie. De rechter wijst de vordering van de man af.
Belang voor de praktijk
Voor de man een bijzonder onwenselijke uitkomst waardoor hij nog steeds ernstig wordt belemmerd bij de financiering een woning. Dat het ook anders kan aflopen blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Rotterdam van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:4604) in een vergelijkbare zaak.
De rechter oordeelt in die procedure dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet acceptabel is dat de vertrokken ex-partner nog hoofdelijk aansprakelijk blijft. Daarbij wegen de uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voortvloeiende financiële risico’s en belemmeringen en het feit dat de relatie al meer dan 10 jaar is verbroken zwaar.
"Het belang van de vrouw bij het beëindigen van de hoofdelijke verbondenheid voor de hypotheek op de woning van de man zo nodig door verkoop, prevaleert daarom boven het belang van de man bij handhaving van de huidige situatie."
Beide procedures benadrukken het belang van goede afspraken als een van de partners hoofdelijk aansprakelijk wordt voor een hypothecaire lening op de woning van de andere partner. Een clausule in een samenlevingsovereenkomst of huwelijkse voorwaarden kan ervoor zorgen dat de vertrekkende partner niet financieel wordt belemmerd na verbreking van de relatie.
Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting, Huwelijksvermogensrecht, Civiel recht algemeen
Carrousel: Carrousel