Een vrouw vordert ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, tien jaar nadat haar relatie met de man verbroken is. Haar vordering slaagt. Als ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet mogelijk blijkt, moet de man de woning verkopen, zo oordeelt Rechtbank Rotterdam

De zaak (29 mei 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4604) verloopt als volgt. Een man bezit een woning. In 2006 krijgt hij een relatie met de vrouw en gaan ze samenwonen in de woning van de man. Eind 2006 vindt een verbouwing plaats. De verbouwing is gefinancierd met een geldlening waarbij de vrouw als hoofdelijk medeschuldenaar heeft meegetekend. Medio 2007 is de relatie verbroken.

Na tien jaar vordert de vrouw ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid. Zij wil een appartement kopen en kan dit – hoewel zij voldoende inkomen heeft – niet gefinancierd krijgen omdat zij nog mede-verbonden is aan de hypotheek van haar ex-partner.

Voor de rechtbank eist zij dat de man veroordeeld wordt te bewerkstelligen dat zij van haar verplichtingen ontslagen wordt, eventueel door het afsluiten van een nieuwe hypotheek. Als dat niet mogelijk blijkt dan moet de woning maar worden verkocht. Zij wijst op het financiële risico dat zij loopt zolang zij hoofdelijk aansprakelijk blijft. De man heeft een zeer laag inkomen en het is de vraag of hij in de toekomst aan zijn verplichtingen jegens de bank kan voldoen.

De man voert verweer en stelt dat de eis een te grote inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht. De rechter weegt de belangen van beide partijen af en stelt de vrouw in het gelijk. Volgens de rechtbank is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar de huidige situatie te laten voortbestaan. Als er binnen 3 maanden geen ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid is, dan dient de woning verkocht te worden.

Belang voor de praktijk

Het komt in de praktijk regelmatig voor dat één partner een eigen woning met eigenwoningschuld heeft. De andere partner is dan meestal ingetrokken. Als de lening wordt overgesloten (of wordt verhoogd) neemt de bank doorgaans beide partners als hoofdelijk medeschuldenaar op. Bij een verbreking van de samenleving kunnen ex-partners dan in de geschetste situatie terechtkomen. Deze situatie hoeft niet oneindig voort te blijven bestaan, zo blijkt uit de uitspraak.

In dit geval stond de woning niet ‘onder water’. Bij verkoop zou er naar verwachting geen verkoopverlies ontstaan. Als dat anders is, zou de vrouw bij verkoop alsnog door de bank kunnen worden aangesproken voor het verkoopverlies. De vrouw heeft dan een vordering op de ex. In welke mate die invorderbaar is, is dan nog maar de vraag. Voor het instellen van de verkoopvordering is het dus wel goed om te beoordelen wat de financiële gevolgen van deze verkoop zijn.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Huwelijksvermogensrecht

27

Gerelateerde artikelen