De staatssecretaris van Financiën keurt met toepassing van de hardheidsclausule goed dat een lijfrente van een meerderjarig invalide (klein)kind wordt afgekocht zonder revisierente.

Een ouder kan een lijfrenteverzekering aangaan voor zijn invalide kind om te voorzien in diens levensonderhoud als hij dat niet meer kan. De lijfrenteverzekering is een verzekering voor een meerderjarig invalide kind (hierna wordt deze verzekering aangehaald als MIK). Nadat de MIK is geëxpireerd moet het kind aan het beschikbaar gekomen lijfrentekapitaal een nadere bestemming geven. Het kan voorkomen dat het kind geen verzekeringsmaatschappij bereid kan vinden om een (uitgestelde of direct ingaande) MIK aan te gaan. Hierdoor resteert alleen de mogelijkheid om het kapitaal in één keer uit te laten keren (afkopen). Naast progressienadelen brengt dit revisierente met zich mee.

De staatssecretaris van Financiën heeft in een voorgelegd geval met toepassing van de hardheidsclausule goedgekeurd dat de verzekeringsmaatschappij het lijfrentekapitaal van de MIK mag uitbetalen alsof sprake is van de uitkering van een (reguliere) lijfrentetermijn.

Belang voor de praktijk

Al tientallen jaren bestaat de mogelijkheid om fiscaal gunstig kapitaal op te bouwen ten behoeve van een (meerderjarig) invalide kind of kleinkind. De huidige regeling voor de MIK is neergelegd in art. 3.124 lid 1 onderdeel b Wet IB 2001. Aftrek van premies of stortingen voor een MIK worden niet beperkt door jaar- of reserveringsruimte. Het lijfrentekapitaal moet worden gebruikt voor levenslange periodieke uitkeringen die toekomen aan het meerderjarig invalide kind of kleinkind. De afkoop van een dergelijke lijfrente en uitkering van het kapitaal in één keer is een verboden handeling, zodat naast heffing van inkomstenbelasting over het bedrag ineens in principe ook revisierente van maximaal 20 procent verschuldigd is.

Deze lijfrentevorm kan niet bij een bank of beleggingsinstelling worden afgesloten, zoals dat wel kan bij een lijfrente ten behoeve van een pensioentekort. Dat beperkt de keuzevrijheid in situaties waarin opgebouwd MIK-kapitaal wordt omgezet in een nieuwe (uitgestelde of direct ingaande) lijfrente. Sterker nog, de verzekeringsmarkt is volgens de staatssecretaris dusdanig veranderd dat het niet meer mogelijk is voor een (klein-)kind om een (uitgestelde of direct ingaande) MIK aan te gaan. Het (klein-)kind is dan gedwongen de MIK af te kopen.

Met toepassing van de hardheidsclausule (art. 63 AWR) zal onder die omstandigheden geen revisierente verschuldigd zijn, aldus de staatssecretaris. Heeft iemand een vergelijkbare situatie waarin een beroep nodig is op de hardheidsclausule? Stuur dan een verzoek naar:

Ministerie van Financiën
Corporate Dienst Vaktechniek
Team Brieven en Beleidsbesluiten
Postbus 20201
2500 EE Den Haag

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

192

Gerelateerde artikelen