In de discussie over de afschaffing van de dividendbelasting is inmiddels de nuance volledig zoek. De lobby van het tegenkamp is steeds succesvoller en het geluid van het voorkamp raakt verder op de achtergrond. In de verhitte zwart-wit discussie zit geen enkele kleurschakering meer en dat is jammer, want juist de nuance geeft ruimte voor een constructieve kijk op de dividendbelasting als geheel.
Onder vuur
Sinds de aankondiging in het Regeerakkoord ligt het plan om de dividendbelasting af te schaffen onder vuur. Omdat de afschaffing de Nederlandse schatkist € 1,4 miljard per jaar gaat kosten, is de maatregel inmiddels politiek zeer omstreden. Afschaffing maakt Nederland als vestigingsland aantrekkelijker, is het belangrijkste voor-argument van het kabinet. Dat argument is echter niet of nauwelijks te staven. Dat de dividendbelasting in stand blijft in misbruiksituaties of bij dividenduitkeringen aan laagbelastende landen, is een doekje voor het bloeden nu vooral de buitenlandse aandeelhouder profiteert van de afschaffing. Maar is dat wel zo?
Misvatting
Voor Eric Kemmeren, hoogleraar internationaal belastingrecht en internationale fiscale economie aan het Fiscaal Instituut Tilburg en wetenschappelijk adviseur bij EY, ligt het afschaffen van de dividendbelasting allemaal een stuk genuanceerder dan nu geschetst in de media en door de oppositie. “Dat de afschaffing een cadeautje is aan de beursgenoteerde multinational, is in ieder geval een misvatting. Dividendbelasting wordt namelijk niet geheven van de multinational maar van de aandeelhouders. Deze buitenlandse aandeelhouders hebben ook niet per definitie profijt van de afschaffing. Als zij de geheven dividendbelasting, net als de Nederlandse aandeelhouder, kunnen verrekenen met te betalen belasting in het woonland, dan spekt het kabinet met de afschaffing van de dividendbelasting niet de buitenlandse aandeelhouder zelf, maar de schatkist van de buitenlandse woonstaat.”
(On)gelijk speelveld
Vanuit de positie van de aandeelhouder bezien valt ook iets te zeggen over een gelijk of liever gezegd ongelijk speelveld. Dit ongelijke speelveld voor buitenlandse aandeelhouders van in Nederland gevestigde multinationals komt in de discussie nauwelijks naar voren, legt Kemmeren uit. “Zij kunnen de heffing van dividendbelasting bij een winstuitkering niet voorkomen, terwijl binnenlandse aandeelhouders de dividendbelasting kunnen terugkrijgen en de aandeelhouder van in het buitenland gevestigde concerns ook in het voordeel is. Buitenlandse concerns hebben namelijk verschillende mogelijkheden om dividend uit Nederland te halen zonder heffing van dividendbelasting. Dat kan bijvoorbeeld door dividend om te zetten in vervreemdingswinsten op aandelen of door de leiding te verplaatsen naar het buitenland waar op grond van de nationale wetgeving of het verdragennetwerk van dat land geen dividendbelasting wordt geheven. Wordt de dividendbelasting afgeschaft, dan creëer je daarmee een gelijk speelveld tussen alle aandeelhouders. Daar valt in het ‘vrijheid van kapitaal’-licht iets voor te zeggen.”
Vestigingsargument niet overtuigend
Dat het Nederlandse vestigingsklimaat gebaat is bij de afschaffing van de dividendbelasting is in de ogen van Kemmeren een niet overtuigende rechtvaardiging van de maatregel. “Bij beslissingen over bedrijfsvestiging in een bepaald land spelen ook tal van niet-fiscale factoren een belangrijke rol, zoals de infrastructuur van een land, politieke stabiliteit, het opleidingsniveau van de beroepsbevolking en de arbeidsproductiviteit. En ook al zou belasting een cruciale rol spelen in het vestigingsverhaal, dan nog is de Nederlandse dividendbelasting slechts een onderdeel van een heel breed belastingpalet.”
Europeesrechtelijke hoek
Meer overtuiging voor afschaffing van de dividendbelasting komt uit de Europeesrechtelijke hoek. De houdbaarheidsdatum van de belasting op dividenden lijkt door toedoen van het Europese Hof van Justitie deels verstreken. De zaken X, Miljoen en Société Générale SA over Nederlandse dividendbelasting op beleggingsdividenden, leren dat Nederland buitenlandse beleggers niet zwaarder mag belasten dan vergelijkbare binnenlandse beleggers. Dit fiscale discriminatieverbod werkt inmiddels door naar buitenlandse pensioenfondsen. Na een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie in een Deense procedure komt ook de claim van buitenlandse beleggingsfondsen op terugbetaling van Nederlandse dividendbelasting een stuk dichterbij. “De basis waarop Nederlandse dividendbelasting kan worden geheven, wordt door alle Europeesrechtelijke ontwikkelingen steeds smaller. Die ontwikkeling van geen heffing bij discriminatie en wel heffen bij misbruik valt niet te negeren, aldus Kemmeren.”
Oppoetsmiddel
Met het in standhouden van de dividendbelasting ingeval van misbruik of bij dividenduitkeringen aan laagbelastende landen, lijkt het kabinet in ieder geval de uitspraken van het Europese Hof van Justitie serieus te nemen. Toch kan Kemmeren zich niet aan de indruk onttrekken dat het kabinet hiermee toch vooral de Nederlandse reputatie voor het buitenland wil oppoetsen. “Door ook nog eens een bronheffing in te voeren op rente en royalty’s naar laagbelastende landen geeft het kabinet, zowel binnen als buiten de EU, een duidelijk signaal af dat Nederland niet langer te gebruiken is als doorstroomland. Of een belastingclaim van Nederland in dergelijke situaties wel gerechtvaardigd is, kan overigens op zijn minst genomen worden betwijfeld.”
Afdoende rechtsvaardigingsgrond ontbreekt
Opvallend genoeg speelt in de discussie over het wel of niet afschaffen van de dividendbelasting het rechtvaardigingsargument ook nauwelijks een rol. Want hoe rechtvaardig is eigenlijk een dividendbelastingclaim op niet in Nederland gegenereerde winsten? Grondslag voor de dividendbelasting is namelijk de uitgekeerde winst. Waar die winst uiteindelijk zijn oorsprong vindt, doet niet ter zake. Dat het door Nederland gehanteerde betaalstaatcriterium voor het heffen van dividendbelasting niet ter discussie staat, vindt Kemmeren onterecht, nu de OESO het uitgangspunt hanteert dat winsten moeten worden belast, daar waar de waarde wordt gecreëerd. “Waarom niet nu al voorsorteren op dit waardecreatieprincipe van de OESO? Van betaalstaatcriterium naar oorsprongstaatbeginsel is in lijn met het BEPS-project en wellicht in de toekomst onvermijdelijk. De dividendbelasting hoeft dan niet te worden afgeschaft. Deze blijft behouden voor uitkeringen van in Nederland gegenereerde winsten. En is geen heffing op elders ontstane winsten niet ook een mooie reclame voor Nederland als aantrekkelijk vestigingsland? Het is in ieder geval het overwegen waard.”
Bron: Redacteur Marit Muller