Volgens de Wet IB 2001 vallen onder de eigen woning ook de daarbij behorende aanhorigheden. De vaststelling of een aanhorigheid bij de eigen woning hoort is onder meer van belang voor de aftrek van de financieringsrente. Laatst ging het mis bij een eigenaar van cultuurgrond/weiland die renteaftrek wilde voor de financiering van de grond. Rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat deze grond geen aanhorigheid bij de eigen woning is.
De zaak verloopt als volgt. Man en vrouw kopen in 2015 een woning met een stuk grasland. Voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting geven zij aan dat een gedeelte van de bij de woning behorende grond ter grootte van 20.000 m2 niet is te kwalificeren als behorende bij de woning maar als cultuurgrond/weiland. De waarde hiervan wordt getaxeerd op € 80.000.
Bij de aangifte inkomstenbelasting en het bepalen van de renteaftrek stelt de man dat de situatie toch anders is dan hij voor de aangifte overdrachtsbelasting had opgegeven. Naar zijn mening moet van het perceel grond een stuk van 17.000 m2 worden aangemerkt als een tot de eigen woning behorende aanhorigheid. Ter verweer voert hij aan dat:
- er sprake is van één kadastraal perceel;
- het een geheel aansluitend en omheind perceel is; en
- het stuk grasland als achtertuin beschouwd moet worden, omdat vanaf het begin het de intentie is geweest om het grasland als zodanig in te richten.
Er zijn twee overkappingen geplaatst aan het begin en het einde van het grasland. Verder hebben man en vrouw steeds het gras gemaaid en heeft er een paaltje op gestaan dat door de kinderen werd gebruikt voor schietoefeningen.
De rechtbank is van mening dat de man niet aan zijn bewijslast voldoet. Dat de oorspronkelijke verklaring ten aanzien van 17.000 m2 van deze 2 hectare grond (achteraf) gezien niet juist zou zijn, toont de man ondanks de aangevoerde argumenten niet met voldoende (concreet) bewijs aan.
Belang voor de praktijk
Art. 3.111 lid 1 Wet IB 2001 bepaalt dat als eigen woning mede wordt beschouwd de 'daartoe behorende aanhorigheden,' Volgens vaste jurisprudentie is sprake van een aanhorigheid als een perceel behoort bij de eigen woning, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is.
In een andere gerechtelijke procedure uit december 2020 (Hof Den Bosch 31 december 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4057) was de kwalificatie van een stuk weiland ook in geding. In die procedure was een weiland gekocht ter behoud van het vrije uitzicht vanuit de eigen woning. Volgens het hof kon het weiland in dat geval niet als aanhorigheid worden beschouwd omdat geen sprake kon zijn van dienstbaarheid aan de eigen woning.
Handreiking
De Belastingdienst heeft een korte handreiking gemaakt om te bepalen of een aanhorigheid onder de eigenwoningregeling valt of niet. Deze luidt als volgt:
De vaststelling of een aanhorigheid bij de eigen woning hoort is van belang voor het eigenwoningforfait, of voor het belasten van een bezitting in box 3. Het heeft ook gevolgen voor het aanmerken van (een deel van) de geldlening als eigenwoningschuld of als schuld in box 3.
Vereisten aanhorigheid
In artikel 3.111 van de Wet IB 2001 is de definitie opgenomen van het begrip eigen woning. In dit artikel is ook het begrip aanhorigheid opgenomen, maar wat iemand precies onder een aanhorigheid moet verstaan is in de Wet IB 2001 niet vermeld. De betekenis van het begrip aanhorigheid heeft zich voornamelijk ontwikkeld in rechtspraak. Uit de rechtspraak volgt dat moet zijn voldaan aan drie cumulatieve eisen:
- de aanhorigheid moet behoren bij de woning;
- de aanhorigheid dient in gebruik te zijn bij de woning; en
- de aanhorigheid moet dienstbaar zijn aan de woning.
Ad 1. Behoren bij de woning
Voor het begrip ‘behoren bij’ zijn verschillende omstandigheden van belang: de afstand tussen de woning en de aanhorigheid; naarmate de afstand tot de woning groter is zal van ‘behoren bij’ minder snel sprake zijn, de bouwkundige situatie, zoals gebruik van dezelfde steensoort, dezelfde bouwstijl of gelegen in hetzelfde wooncomplex, de bereikbaarheid van de aanhorigheid vanuit de woning of vanaf de bij de woning behorende grond.
Ad 2. In gebruik zijn bij de woning
De aanhorigheid dient bij de woning in gebruik te zijn. Het feitelijk gebruik van de aanhorigheid is niet vereist, het ter beschikking staan (gebruikt kunnen worden) is voldoende. Als iemand de aanhorigheid gebruikt ten behoeve van zijn/haar onderneming of een werkzaamheid, dan is deze niet in gebruik bij de eigen woning.
Ad 3. Dienstbaar zijn aan de woning
De aanhorigheid moet ondergeschikt zijn aan de woning. Het gebouw, de woning, is de hoofdzaak en de bijzaken zijn ter verhoging van het woongenot van de woning. De bijzaken zijn dienstbaar aan de woondoeleinden. Voorbeelden van deze bijzaken zijn tuin, garage, schuur of berging. De bijzaak hoeft niet volledig dienstbaar te zijn aan de woning, maar het zwaartepunt moet daar wel op liggen. Iemand gebruikt bijvoorbeeld een bijzaak als berging of als hobbyruimte. In dat geval kan sprake zijn van een aanhorigheid.
Bepaling eigenwoningwaarde
Hoofdregel voor de bepaling van de eigenwoningwaarde is de waarde die is opgenomen in de WOZ-beschikking. Als er echter afwijkingen zijn ten opzichte van het object dat voor de waardebepaling voor de WOZ is gehanteerd, moet de eigenaar hiermee voor de eigenwoningregeling rekening houden.
Uit de jurisprudentie kan het volgende worden geconcludeerd of er wel of geen aanhorigheid in het spel is:
- Percelen grond bij een woning
In deze situatie is er onderscheid tussen drie categorieën percelen: aangrenzende percelen, cultuurgronden en percelen grasland voor het hobbymatig houden van vee.- Van een aangrenzend perceel is sprake wanneer het perceel grond direct naast het perceel ligt waarop de eigen woning is gelegen zonder dat een afscheiding (bijvoorbeeld hek of sloot) tussen de percelen aanwezig is.
- Cultuurgronden kunnen niet als aanhorigheid van een boerderijgebouw worden aangemerkt. Dit komt doordat cultuurgrond niet dienstbaar is aan de woonfunctie van de boerderij.
- Bij het gebruik van percelen grasland voor het hobbymatig houden van vee bij een woonboerderij kan niet worden gezegd dat het grasland in gebruik is bij en dienstbaar is aan de functie van een woonboerderij als woning.
- Garagebox(en)
In het algemeen voldoet een garagebox aan de eisen om als aanhorigheid te worden aangemerkt. Een fysieke vereniging met het gebouw of het hoofdgebouw is niet noodzakelijk om aan het begrip aanhorigheid te voldoen. Wel kan een te grote afstand ertoe leiden dat de garagebox niet meer als aanhorigheid kan worden aangemerkt. - Andere bijgebouwen
Om te beoordelen of een bijgebouw als een aanhorigheid kan worden beschouwd, moet altijd naar de feitelijke omstandigheden worden gekeken. Zo zal bijvoorbeeld een stal, wanneer die wordt getoetst aan de eisen van een aanhorigheid, in het algemeen niet dienstbaar zijn en in gebruik zijn bij de woning. Tussen het houden van vee en het gebruik van de woning bestaat geen functioneel verband. Daarom wordt een stal dan ook zelden als aanhorigheid aangemerkt door een rechter.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden/Belastingdienst