Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen recht bestaat op aftrek als uitgave voor onderhoudsverplichtingen. Door de belastingplichtige is niet bewezen dat de ex-echtgenote een aanspraak had op partneralimentatie.

De zaak (24 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9907) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn in 2015 gescheiden. Door Rechtbank Midden-Nederland is de echtscheiding uitgesproken bij echtscheidingsbeschikking. In de echtscheidingbeschikking is geen partneralimentatie overeengekomen. Desondanks heeft de man in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 een bedrag van € 463.559 aan betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen opgevoerd, bestaande uit € 7.491 als periodieke alimentatiebetalingen aan de ex-echtgenote en € 456.068 als afkoopsom van een alimentatieverplichting ten behoeve van de ex-echtgenote. De afkoopsom komt neer op (nagenoeg) de helft van de rekening-courantschuld aan zijn eigen BV per 31 december 2015.

De man stelt dat hij is onderbedeeld door met de ex-echtgenote overeen te komen dat hij hun rekening-courantschuld op zich neemt. Die onderbedeling staat volgens hem tegenover het prijsgeven van de aanspraak van de ex-echtgenote op partneralimentatie.

Weliswaar is voor het in aanmerking nemen van een afkoopsom niet noodzakelijk dat aan de gewezen echtgenoot een alimentatieuitkering is toegekend bij echtscheidingsbeschikking of een latere rechterlijke uitspraak. De afkoopsom kan op basis van eerdere uitspraken ook worden voldaan in de vorm van een overbedeling van de gewezen echtgenoot.

Om voor aftrek van de geclaimde afkoopsom in aanmerking te komen dient de man, op wie de bewijslast rust, in dat geval te bewijzen dat:

  1. de ex-echtgenote aanspraak had op een alimentatie-uitkering;
  2. zij die aanspraak heeft prijsgegeven; en
  3. het toedelen aan belanghebbende van de rekening-courantschuld overbedeling van de ex-echtgenote inhoudt, welke overbedeling staat tegenover dat prijsgeven.

Zowel de inspecteur, de rechtbank als het hof, achten deze punten onvoldoende bewezen. De man kan onvoldoende aannemelijk maken dat de vrouw aanspraak heeft op een alimentatie-uitkering en dat zij deze heeft prijsgegeven, omdat niet is gebleken dat de vrouw onvoldoende inkomsten voor haar levensonderhoud heeft.

Belang voor de praktijk

De wet inkomstenbelasting 2001 is duidelijk over de aftrekbaarheid van partneralimentatie. Uit art. 6.1 lid 1 en 2 Wet IB 2001 volgt dat de persoonsgebonden aftrek onder andere bestaat uit uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. Deze zijn omschreven in art. 6.3 lid 1 Wet IB 2001, welke bepaling voor zover hier van belang als volgt luidt:

"1. Onderhoudsverplichtingen zijn:
a. periodieke uitkeringen en verstrekkingen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting, tenzij deze worden gedaan aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn;(…)
f. in rechte vorderbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen die berusten op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud."

Nergens stond in dit geval vastgelegd dat er een verplichting was tot het betalen van partneralimentatie. Deze uitspraak toont nogmaals aan hoe belangrijk het is om afspraken over alimentatie zorgvuldig vast te leggen.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Huwelijksvermogensrecht

6

Gerelateerde artikelen