De VPB-regels voor ondernemende stichtingen en verenigingen zijn veranderd. Deze instellingen kunnen daardoor een flinke VPB-heffing voor de kiezen krijgen. "Wilt u die voorkomen, dan is snelle actie geboden!", adviseert fiscalist Nika Stegeman.
Wat is het verhaal? "Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven, zijn in beginsel zelf ook belastingplichtig voor de vennootschaps-belasting (VPB)", legt Stegeman uit. "Er is een vrijstelling mogelijk voor instellingen in de zorgsector, als meer dan 90% van het werk bestaat uit daadwerkelijke genezing, verpleging of verzorging. Door de strikte handhaving van die norm, vallen veel organisaties (welzijn, maatschappelijk werk, prenatale zorg, kinderopvang, advies en begeleiding) buiten deze vrijstelling, en zijn zij dus VPB-plichtig."
Nieuw: generieke vrijstelling
Sinds 1 januari 2012 geldt een nieuwe generieke (drempel)vrijstelling. Stegeman: "Deze kijkt puur naar de behaalde financiële resultaten: (bijna) elke stichting of vereniging is VPB-vrijgesteld als de winst niet meer bedraagt dan € 15.000 in enig jaar. Deze vrijstelling is ook van toepassing bij een winst die hoger is dan € 15.000 maar in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren samen niet meer bedraagt dan € 75.000." Dit lijkt aantrekkelijk maar kan toch financieel ongunstig uitpakken, zoals met deze twee scenario's.
1.Van ‘belastingplichtig' naar ‘vrijgesteld': eindafrekening
"Stel, uw stichting of vereniging was voorheen belastingplichtig, maar door de nieuwe drempelvrijstelling wordt u vrijgesteld", schetst Stegeman. "U moet dan in het laatste jaar dat u belastingplichtig bent afrekenen over de stille reserves, fiscale reserves en/of goodwill. Staat er bijvoorbeeld een pand op de balans met een boekwaarde die lager is dan de waarde in het economisch verkeer, dan volgt er over het verschil acuut een heffing. Ook een eventuele hesinvesteringsbijtelling wordt hierin meegenomen. Deze eindafrekening vindt plaats in het jaar direct voorafgaande aan het jaar waarin de subjectieve vrijstelling van toepassing wordt."
2.Mogelijk gevolg van de subjectieve vrijstelling: een hogere heffing
Verder geldt dat een stichting of vereniging bij vrijstelling alle eventuele verrekenbare verliezen uit eerdere jaren kwijtraakt. "Mocht u in de toekomst door goede resultaten weer belastingplichtig worden, dan kunt u eerdere verliezen niet meer in aftrek brengen. Het klinkt tegen- strijdig, maar zo kan vrijstelling dus leiden tot een hogere heffing!"
Stilzwijgend vrijgesteld
Er zit een klein addertje onder het gras van de nieuwe regels: de subjectieve vrijstelling geldt van rechtswege. Stegeman: "Elke instelling die voldoet aan de voorwaarden, is dus vanzelf en stilzwijgend vrijgesteld. Wilt u geen vrijstelling, omdat u bijvoorbeeld een eindafrekening wilt vermijden, dan moet u daar expliciet een verzoek voor indienen bij de inspecteur. Dit moet binnen zes maanden na het jaar waarop het verzoek betrekking heeft. Om eindafrekening voor kalender jaar 2012 te voorkomen, moet uw verzoek dus vóór 1 juli 2013 zijn ingediend. Zo'n verzoek geldt vervolgens vijf jaar."
Tijdig verzoek indienen!
Verricht uw stichting of vereniging belastingplichtige activiteiten? Dan is het zaak om op korte termijn te beoordelen of de drempelvrijstelling speelt om vervolgens te kiezen: automatische vrijstelling accepteren, of een verzoek indienen om de vrijstelling niet toe te passen en jaarlijks VPB-aangifte te (blijven) doen. "Wat per geval de beste keuze is, hangt af van uw inschatting van het verwachte verloop van uw toekomstige resultaten", benadrukt Stegeman. "Maar regel het in elk geval tijdig: voor 1 juli aanstaande!"
Bron: BDO
8