Over de reikwijdte en invulling van het begrip ‘periodieke gift' zoals dat sinds 2001 in de Wet IB 2001 geformuleerd staat, blijkt onduidelijkheid te bestaan. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 27 augustus 2015 geoordeeld, dat de zogenoemde lijfrenteschenking afhankelijk van twee levens niet kwalificeert als een periodieke gift als bedoeld in artikel 6.34 Wet IB 2001.

Uitspraak

Twee echtgenoten hebben zich verplicht om gedurende vijf jaar een bedrag van € 21.000 per jaar te schenken aan een ANBI. In de schenkingsakte is bepaald dat de verplichting eerder eindigt, indien beide echtgenoten binnen de vijfjaarsperiode komen te overlijden. Voor de Rechtbank is in geschil of de schenking kwalificeert als een periodieke gift. In dat geval is het jaarlijkse bedrag van de jaarlijkse gift onbeperkt (zonder drempel) aftrekbaar.

Onzekerheidsvereiste

Volgens de inspecteur is er geen sprake van een periodieke gift, want de verplichting tot schenking is afhankelijk gesteld van twee levens. Hierdoor beloopt de sterftekans minder dan 1% en is niet voldaan aan het onzekerheidsvereiste. De Rechtbank volgt het betoog van de inspecteur. Volgens de Rechtbank blijkt uit de parlementaire geschiedenis, dat een schenking van een periodieke uitkering met vijf jaartermijnen, afhankelijk gesteld van één leven (van de schenker), wordt geacht aan het onzekerheidsvereiste te voldoen, ook al is de sterftekans lager dan 1%. Maar dit geldt niet voor een periodieke gift afhankelijk van twee levens. De Rechtbank geeft niet expliciet aan dat ook niet aan het onzekerheidsvereiste behoeft te worden voldaan als de periodieke gift afhankelijk is van het leven van een ander persoon dan de schenker. Het lijkt erop alsof ook dan niet aan het onzekerheidsvereiste behoeft te worden voldaan, omdat de gift slechts afhankelijk is van één leven, maar helemaal duidelijk is dit niet.
 
 

Bron: BDO

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

1

Gerelateerde artikelen