Het pakket Belastingplan 2020 is met zes wetsvoorstellen en in pagina's gerekend een stuk minder omvangrijk dan vorig jaar. "Door het aantal aankondigingen vooraf en alles wat al van tevoren was uitgelekt, leidt het hele pakket ook tot weinig verrassingen." Dat zegt Arjo van Eijsden. "Niet verbazingwekkend en niet spannend," voegt Edwin Heithuis daar als eerste indruk aan toe, om dezelfde reden. Toch springt er een aantal maatregelen uit, zowel in positieve als in negatieve zin.

Eerste indruk

Heithuis, hoogleraar fiscale economie aan de UvA en verbonden aan BDO, vindt het alles meevallen. “Een enorm dik pakket aan omvangrijke wetsvoorstellen is dit jaar uitgebleven. Door hetgeen al was uitgelekt, bevatte het Belastingplanpakket geen brisante onverwachte maatregelen. De echte spannende voorstellen moeten nog komen.” Heithuis doelt daarmee op het wetvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap en de aanpassing van de liquidatie- en stakingsverliesregeling.

Van Eijsden, partner bij EY, had gehoopt dat de excessief lenen-maatregel, ook wel rekening-courantmaatregel genoemd, wel in het Belastingplan had gezeten. “Naar nu blijkt uit de stukken komt dit wetsvoorstel ter ontmoediging van het bovenmatig geld lenen bij de eigen bv, pas in het vierde kwartaal. Ik mag hopen dat het vierde kwartaal hier niet betekent dat het wetsvoorstel pas in december wordt ingediend. Dga’s willen snel weten waar ze aan toe zijn. Een van de mogelijkheden om straks niet te worden geraakt door deze rekening-courantmaatregel is het uitkeren van dividend om de rekening-courantschuld bij de eigen bv af te lossen. Nu het ab-tarief volgend jaar omhooggaat, kan ik me voorstellen dat je als dga wilt weten waar je aan toe bent vóór 2020. Er moet straks immers box 2-belasting worden betaald voor zover er meer dan € 500.000 wordt geleend van de bv. Je moet de kans krijgen om daarop voor te sorteren. Daarom de oproep aan de staatssecretaris van Financiën om zo snel mogelijk te komen met het wetsvoorstel.”

Meest verrassend

Een verrassende maatregel die Van Eijsden niet had zien aankomen, maar die hij wel toejuicht, is de keuzeregeling voor elektronisch berichtenverkeer met de Belastingdienst. “Kiezen voor communicatie op papier of digitaal is helemaal van deze tijd. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de Belastingdienst in het huidige digitale tijdperk deze stap naar een modern vriendelijk communicatieregime zet. Met de automatiseringsproblemen waar de Belastingdienst nu mee kampt, is het wel enigszins opvallend dat de keuzeregeling voor berichten per post of digitaal nu wordt voorgesteld. In dat licht is het dan wel weer logisch dat nog geen inwerkingtredingsdatum is vastgesteld.”

De voorgestelde correctie-en sanctiebevoegdheden bij een spontane aangifte is ook verrassend te noemen, waarbij Van Eijsden nog een kanttekening plaatst bij de oprekking van zes maanden als de spontane aangifte wordt gedaan aan het einde van de gebruikelijke aanslag- en navorderingstermijn. Dat men de bevoegdheden gelijktrekt met de uitgereikte uitnodiging tot het doen van aangifte is op zichzelf begrijpelijk. Maar hoe vaak komt de spontane aangifte nu voor, zeker in ‘misbruiksituaties’? Rechtvaardigt dit ook de zes maanden-oprekking? Dat vraag ik me wel af.”

Ook het aanpassen van de inkeerregeling heeft Van Eijsden enigszins verrast. “Dat boetevrij inkeren wordt uitgesloten voor inkomen uit aanmerkelijk belang, dat had ik wel zien aankomen. Maar dat de inkeerregeling ook wordt afgeschaft voor binnenlands box 3-inkomen (en overigens ook voor binnenlands box 2-inkomen), dat verraste me wel. Omdat dit al gold voor buitenlands vermogen is deze uitbreiding overigens niet onbegrijpelijk. Boetevrij inkeren is straks dus alleen nog mogelijk voor box 1-inkomen.”

Voor de voeten gelopen

De stapsgewijze verlaging van de zelfstandigenaftrek is een maatregel die voor Heithuis, voordat hierover werd bericht in de media, uit de lucht kwam vallen. “De aangestelde Commissie Borstlap (Commissie Regulering van werk) is volop bezig met de zzp-problematiek. Je zou dan verwachten dat het kabinet even pas op de plaats maakt. Maar nee hoor: het kabinet loopt deze commissie voor de voeten door alvast de zelfstandigenaftrek te versoberen in negen stappen van € 7.280 (2019) naar € 5.000 in 2028. Het gat tussen werknemer en zelfstandige is inderdaad te groot. Dus ik snap het wel. Maar waarom nu op een deelterrein ingrijpen en niet eerst het eindrapport met aanbevelingen van de Commissie Borstlap af te wachten?”

Heithuis vervolgt: “En ik lees dan wel dat zzp’ers er per saldo niet op achteruit gaan en zelfs een beetje op vooruit doordat de arbeidskorting wordt verhoogd, maar ik vraag me dan wel af of hierbij rekening is gehouden met de beperking van de aftrek van aftrekposten in de IB die per 2020 voor het eerst ingaat. Dan zijn alle aftrekposten namelijk nog maar aftrekbaar tegen 46% en de jaren daarna vermindert dit steeds met drie procentpunt tot 37% (afgerond) in 2023. Dit geldt ook voor de zelfstandigenaftrek. Ik had trouwens ook eerder verwacht dat men de mkb-winstvrijstelling zou versoberen en niet zozeer de zelfstandigenaftrek. Ik lees ook niks over de fiscale oudedagsreserve. Nu het pensioen in eigen beheer voor de dga inmiddels is afgeschaft, had ik verwacht dat ook de for voor ondernemers wel zou worden afgeschaft. Dit is een onding dat een volstrekt verkeerde prikkel geeft. Maar helaas, die blijft nog eventjes bestaan kennelijk.”

Volstrekt onbetrouwbaar

Wat voor Heithuis niet door de beugel kan is het ‘geklooi’ met de VPB-tarieven. In een eerder belastingplan zou de lengte van de eerste VPB-schijf in stappen worden verlengd naar € 250.000 en zelfs naar € 350.000. Die schijfverlenging werd in het Regeerakkoord teruggedraaid. In plaats daarvan zouden de tarieven stapsgewijs worden verlaagd van 20% en 25% naar 16% en 21%. Het niet afschaffen van de dividendbelasting zorgde voor een nog verdere verlaging de komende jaren van de VPB-tarieven. Nu komt het kabinet met het voorstel om het hoge VPB-tarief in 2020 op 25% te houden en deze pas per 1 januari 2021 te verlagen naar 21,7%. Terwijl de beloofde verlaging voor dit jaar 2019 ook al was gesneuveld. En het ergste is nog dat het bedrijfsleven de dekking voor de beloofde VPB-tariefsverlagingen wel al gepresenteerd heeft gekregen. Denk aan de dit jaar al ingevoerde beperking in de VPB van de voorwaartse verliesverrekeningstermijn van negen naar zes jaar en de beperking in de VPB van afschrijvingen op gebouwen in eigen gebruik tot op 100% van de WOZ-waarde. De beloofde VPB-tariefsverlaging wordt dus uitgesteld, maar de dekkingsmaatregelen blijven in stand. Dat vind ik niet kunnen. Beloofd is beloofd. Dit ‘geklooi’ maakt de overheid volstrekt onbetrouwbaar.”

Heithuis vindt in elk geval dat de voorgenomen tariefsverhoging voor box 2 per 1 januari 2020 nu ook moet worden uitgesteld, nu het algemene VPB-tarief ongewijzigd blijft. “Dan in één keer naar 26,9% in 2021. Dan krijgen dga’s ook nog een jaar extra de tijd om hun schulden bij hun bv te saneren tegen 25%, nu het wetsvoorstel dat dit moet regelen, er ook nog steeds niet is.”

“Het is mij niet duidelijk waarom het bedrijfsleven moet betalen voor de lastenverlichting van de burger. Ik snap die uitruil niet goed,” voegt Van Eijsden toe. “Een nadere toelichting is gewenst. Het negatieve sentiment rondom grote bedrijven slaat neer op het mkb. De VPB-verlaging voor de tweede schijf gaat volgend jaar niet door, maar de aangenomen verhoging van het ab-tarief, om het evenwicht te herstellen, gaat volgend jaar wel door. Dat roept vragen op!”

“Wat mij ook heeft verbaasd, is het gebrek aan samenhang tussen de verschillende maatregelen,” vervolgt Van Eijsden. “De tegemoetkoming aan middeninkomens in de vorm van een verhoging van heffingskortingen en het eerder laten ingaan van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting moet volgens het kabinet worden gefinancierd. Daarvoor draait men aan de knoppen met allerlei hapsnap maatregelen, waaronder de nog aangekondigde verhoging van het effectieve tarief van de innovatiebox van 7% naar 9%, het afschaffen van een betalingskorting voor het in één keer betalen van de vennootschapsbelasting en de aanpassing van de liquidatie- en stakingsverliesregeling. Een pas op de plaats is ook hier aan te bevelen, zeker nu men onlangs een adviescommissie VPB heeft ingesteld.”

Naming and shaming

De maatregel waar Van Eijsden grote moeite mee heeft, is het openbaar maken van vergrijpboeten opgelegd aan medeplegers. “Ondanks dat op onderdelen geluisterd lijkt te zijn naar de commentaren tijdens de internetconsultatiefase, blijf ik dit geen goede maatregel vinden! Dit is een duidelijke vorm van naming and shaming. Dat past niet in een rechtsstaat. Dit lijkt een beetje op de middeleeuwse schandpaal en naar die tijd willen we toch niet terug. Er zijn andere manieren om het gedrag van ‘malafide’ beroepsbeoefenaren te bestrijden.”

“De maatregel wordt verkocht als publieksvoorlichting zodat de belastingplichtige een goede adviseur kan zoeken in plaats van een ‘foute’ medepleger,” vult Heithuis aan. “Dat is leuk bedacht voor de bühne, maar dit is natuurlijk bedoeld om de rotte appels uit de adviespraktijk te halen en dat doet het kabinet zo met naming and shaming, kennelijk omdat deze rotte appels via het straf- en bestuursrecht onvoldoende zijn aan te pakken.”

Meest effectieve maatregel

De vraag wat de meest effectieve maatregel van het hele belastingpakket is, beantwoordt Van Eijsden met de bronbelasting op renten en royalty’s. “Met deze nieuwe bronbelasting die per 1 januari 2021 moet ingaan, wordt de doorstroompraktijk voor een groot deel ingeperkt. Enkele opmerkingen zijn hier wel te plaatsen: voor de bronbelasting is niet bepalend of sprake is van reële substance, de regeling kent een zekere grofheid en er wordt aangesloten bij het hoge VPB-tarief van 21,7% in 2021. Dat is best fors, zeker nu het verrekenen van bronbelasting met VPB bewust wordt uitgesloten. Dubbele heffing dus in situaties van buitenlandse belastingplicht waarop geen belastingverdrag van toepassing is. Dat men ingrijpt in de systematiek van het voorkomen van dubbele belasting door hier heel bewust dubbele belasting te creëren, daar heb ik moeite mee.”

Heithuis grapt dat het kabinet wel gevoel heeft voor realiteit. ”De budgettaire opbrengst van de Wet bronbelasting 2021 staat geboekt op nul. Dat is best komisch te noemen. Men gaat er kennelijk van uit dat bedrijven de confrontatie met de bronbelasting uit de weg zullen gaan door hun zaken op tijd te herschikken.”

“De praktijk moet nog even goed kijken naar de formele verplichtingen van de bronbelasting,” tipt Van Eijsden. “Er gelden actieve informatieverplichtingen en er lijkt gesuggereerd te worden dat de belastingadviseur een rol speelt in de informatievoorziening richting zijn klant. Dit is wel iets om serieus naar te kijken, want nalatigheid op dit gebied zou onder omstandigheden kunnen leiden tot boetes voor de belastingadviseur.”

“Wat ook altijd enorm effect heeft, zijn maatregelen rondom de auto, zoals nu de voorgestelde stijging van de fiscale bijtelling voor elektrische auto’s naar 8% (nu 4%) over de cataloguswaarde tot € 45.000 (nu € 50.000). Maar of je dat ook effectief moet noemen, dat is maar hoe je het ziet,” zegt Heithuis. “En dat een pakje sigaretten in 2023 € 10 gaat kosten heeft groot effect op de accijnsopbrengsten. Maar of de maatregel ook effectief zal leiden tot stoppen met roken, zal, gezien het verslavende effect van roken, nog wel eens tegen kunnen vallen. En dan is het dus gewoon een platte belastingverhoging voor een groep die zich hieraan vanwege hun verslaving niet kan onttrekken.”

Ontbrekende maatregel

Tot slot nog de ontbrekende maatregel. Van Eijsden had een inperking van het fiscale verschoningsrecht voor advocaten en notarissen verwacht, aangezien dit wel was aangekondigd. “Gezien de voorafgaande geruchtenstroom had ik ook verwacht dat de stijging van het innovatiebox-tarief en de aanpassing van de liquidatieverliesregeling al per 1 januari 2020 zouden ingaan en in uitgewerkte vorm tot de Belastingplannen zouden behoren. Deze grondslagverbredende maatregelen zijn slechts aangekondigd, net als het schrappen van de betalingskorting voor het in één keer betalen van de Vpb en zullen dus op een later moment ingaan. Wat ik bij de stimulering van de woningmarkt mis, is de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor starters, waarover in de media wel was gespeculeerd. Uit de eveneens op 17 september gepubliceerde brief inzake ‘Maatregelen woningmarkt’ blijkt dat hierover nog verder nagedacht wordt. Het enige wat we nu zien, is een verhoging van het tarief voor niet-woningen van 6% naar 7% overdrachtsbelasting en een aantal maatregelen op het gebied van de verhuurderheffing.”

Net als vorig jaar blijft Heithuis hameren op de aanpassing van de regeling voor de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de inkomstenbelasting (art. 7.8 Wet IB 2001). “Al in 2017 werd in het Spaanse voetbalmakelaarsarrest van het Europese Hof van Justitie duidelijk dat de 90%-eis niet houdbaar is. Codificatie zou volgen en had prima gekund al in het Belastingplan 2018. De maatregel stond er toen niet, stond ook niet in het Belastingplan 2019 en nu weer niet in het Belastingplan 2020. Alhoewel codificatie al enige tijd is aangekondigd en beloofd, is een aanpassing van de regeling voor de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige bij uitstek de ontbrekende maatregel wat mij betreft!”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Dossiers: Prinsjesdag 2019

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

9

Gerelateerde artikelen