Nog even en dan is de modernisering van de Vpb-plicht voor overheidsondernemingen een feit. Die modernisering brengt een forse lastenverzwaring met zich mee voor overheden die in concurrentie treden met private ondernemingen. De roep om vermindering van de administratieve lastendruk wordt daarom steeds luider. Deze druk is echter relatief eenvoudig te beperken door te kiezen voor de benadering om samenhangende activiteiten te beschouwen als één geheel. Dit is goed mogelijk zonder de voorgestelde wetgeving geweld aan te doen.

Dat zegt Jeroen van Strien, senior tax manager Bureau Vaktechniek EY en docent aan de VU Amsterdam.

Administratieve lastenverzwaring

In een brandbrief van 16 april 2015 aan de Eerste Kamer spreekt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) haar vrees uit dat de Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen tot aanzienlijk meer administratieve lasten voor gemeenten gaat leiden dan aanvankelijk leek. De Vereniging is daarmee niet de enige partij die zich zorgen maakt. Ook de adviserende praktijk, de Unie van Waterschappen en de Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement hebben aandacht gevraagd voor een aantal knelpunten. Reden voor de Eerste Kamer om extra vragen te stellen aan staatssecretaris Wiebes van Financiën in het nader voorlopig verslag. Zo constateren de leden van de PvdA-fractie dat de administratieve- en bewaarverplichtingen die de uitvoering van het wetsvoorstel met zich meebrengt, omvangrijker en ingewikkelder zijn dan de aangifteplicht. Van de regering ontvangen zij graag een erkenning van deze constatering.

Of staatssecretaris Wiebes nog inhoudelijk ingaat op de administratieve lastenverzwaring die de modernisering van de Vpb-plicht voor overheidsondernemingen met zich meebrengt, is afwachten. Een nadere memorie van antwoord is nog niet uitgebracht. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel is voorlopig voorzien op 26 mei 2015.

Iedere activiteit afzonderlijk

De aanzienlijke administratieve lastenverzwaring dreigt indien overheden voor iedere activiteit afzonderlijk zouden moeten gaan bekijken of deze kwalificeert als een economische/ondernemingsactiviteit of niet, ook als het gaat om lastig deelbare activiteiten. Van Strien vult aan: "Met name publiekrechtelijke rechtspersonen zien zich straks geconfronteerd met zeer lastige splitsingsvraagstukken. Welke activiteiten van een gemeente zijn bijvoorbeeld belastingplichtig en welke niet? Eenmaal beantwoord komt dan de volgende nog lastigere vraag: welke werkzaamheden en welke vermogensbestanddelen moeten tot welke activiteit worden gerekend? Dan resteert nog de vraag welke kosten en opbrengsten aan deze (verschillende) activiteiten moeten worden toegerekend. Kortom, we hebben hier in potentie te maken met een exponentiële stijging van de administratieve lasten."

De administratieve lastenverzwaring is verre van bescheiden te noemen en dat allemaal om de positie van in concurrentietredende overheidsondernemingen gelijk te trekken met private ondernemingen. Een nobel streven maar schiet dit het doel niet voorbij? "Vooropgesteld dat daar waar de overheid de markt opgaat en in concurrentie treedt met private partijen", zo geeft van Strien aan, "is heffing van vennootschapsbelasting in principe terecht en gewenst. In veel gevallen zullen overheidslichamen echter slechts beperkt in concurrentie treden met private partijen. Dat blijkt ook wel uit de geraamde – relatief bescheiden – structurele jaarlijkse opbrengst van het wetsvoorstel van ongeveer € 100 miljoen. Je kunt je dus afvragen of de zware lastendruk die dreigt nog in verhouding staat met het doel en de strekking van het wetsvoorstel."

Prudent

Is het dan niet verstandig dat overheden prudent en terughoudend omgaan met het in de markt treden, om zo een concurrentieverstorende positie te vermijden? In dat geval kan het wetsvoorstel de prullenbak in. Van Strien spreekt van een utopie en niet haalbare kaart. "Bovendien gaan we dan in tegen het toch wel zéér dringende verzoek van de Europese Commissie voor een regeling die moet waarborgen dat voor overheidsbedrijven die economische activiteiten uitoefenen gelijke Vpb-plicht geldt als voor private ondernemingen."

Hou het hanteerbaar!

De Vpb-plicht voor overheidsondernemingen met ondernemingsactiviteiten gaat er dus hoe dan ook komen. Resteert de vraag hoe de administratieve lasten hanteerbaar te houden. Dat kan volgens Van Strien door ‘iets uit te zoomen'. "In het wetsvoorstel zou je op het eerste gezicht kunnen lezen dat een strikte en gedetailleerde scheiding van iedere activiteit noodzakelijk is. Ga je uit van een iets meer holistische benadering, dan wordt het al een  ander verhaal. Activiteiten die onderling nauw met elkaar verweven zijn, maken dan onderdeel uit van een groter geheel. Men hoeft dan alleen nog naar het groter geheel te kijken om te bezien of sprake is van een ondernemingsactiviteit of niet."

Een dergelijke benadering moet natuurlijk wel aansluiten bij de behandeling van onder andere belastingplichtige verenigingen en stichtingen, met het oog op het creëren van een ‘level playing field'. Daarnaast dient deze benadering steun te vinden in de parlementaire toelichting. Volgens Van Strien is hiervan zeker sprake. Hij wijst op een besluit van de staatssecretaris uit 2005 over belastingplicht van verenigingen en stichtingen. Aldaar merkt de staatssecretaris eerst op dat de toetsing of sprake is van het drijven van een onderneming  op elke afzonderlijke activiteit dient plaats te vinden, indien er meer ‘naar hun aard verschillende' activiteiten worden uitgeoefend. De staatssecretaris vervolgt evenwel met de opmerking: "Als de activiteiten naar hun aard verschillen maar toch sterk met elkaarverweven zijn, is een gescheiden beoordeling niet aan de orde. Dit is met name het geval als het lichaam bij de deelname aan het maatschappelijke verkeer met zijn geheel aan activiteiten als eenheid optreedt."

Van Strien meent dat deze benadering ook kan en zelfs moet worden gevoegd bij publiekrechtelijke overheidsondernemingen, zoals gemeenten en provincies. "In de Nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen refereert de staatssecretaris expliciet aan dit besluit en aan de jurisprudentie inzake stichtingen en verenigingen. Ook in de Memorie van Toelichting incorporeerde de staatssecretaris deze jurisprudentie op verschillende punten expliciet in het wetsvoorstel."

Om de toenemende ongerustheid bij gemeenten, provincies etc. weg te nemen acht Van Strien het evenwel van groot belang dat de staatssecretaris deze   "verwevenheidsbenadering" voor publiekrechtelijke overheidsondernemingen onderkent en expliciet bevestigt. Niet alleen de praktijk, maar ook de Belastingdienst, is gebaat met zo'n toezegging van staatssecretaris Wiebes om samenhangende activiteiten als één geheel te beschouwen. Zo hou je het praktisch uitvoerbaar en binnen de grenzen en de wensen van de Europese Commissie."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting

1

Gerelateerde artikelen