De bijdragen die de man aan zijn ex-partner betaalt omdat zij niet in het levensonderhoud kan voorzien, zijn niet aftrekbaar als partneralimentatie, oordeelt Hof Den Haag.

De zaak (27 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1192) verloopt als volgt. Man en vrouw gaan in 2004 een geregistreerd partnerschap aan dat in 2013 wordt ontbonden. In het kader van de financiële afwikkeling spreken zij af dat er geen partneralimentatie verschuldigd is. De woning is met verlies verkocht. Met betrekking tot de gezamenlijke restschuld aan de bank komen zij overeen dat de man zorgdraagt voor de betaling van rente en aflossing aan de bank en dat de vrouw maandelijks € 425 aan de man betaalt.

Omdat de vrouw niet in staat blijkt de maandelijkse betalingen te doen, komt een bedrag van € 5.100 (12 x € 425) voor rekening van de man. De man brengt bij zijn aangifte inkomstenbelasting 2016 een bedrag van € 705 in aftrek onder het kopje partneralimentatie. Het betreft "bijspringen in de kosten voor levensonderhoud omdat het de ex-partner niet lukt met haar verdiensten rond te komen met haar zorg voor de drie kinderen".

De inspecteur weigert de aftrek. In beroep claimt de man, naast de € 705, nog de aftrek van € 5.100 als partneralimentatie.

De rechtbank geeft aan dat de man aannemelijk moet maken dat de door hem gedane betalingen kunnen worden aangemerkt als aan zijn ex-partner gedane betalingen in het kader van onderhoudsverplichtingen als bedoeld in artikel 6.3 Wet IB 2001. Daarin slaagt de man niet. De afspraak waaruit de verplichting van de man zou moeten blijken, is niet schriftelijk vastgelegd of op een andere wijze onderbouwd. Ook heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat de door hem in aftrek gebrachte bedragen waren bedoeld als partneralimentatie. Omdat niet is bewezen dat de betalingen van de man voortvloeien uit een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting, komen de betalingen niet voor aftrek in aanmerking.

Het hof is het met de rechtbank eens en verwerpt het beroep.

Belang voor de praktijk

Blijkbaar is er wat misgegaan toen partijen afspraken dat er over en weer geen alimentatie is verschuldigd. Nadien bleek dat de vrouw niet zelfstandig in het levensonderhoud van haarzelf en de drie kinderen kon voorzien. De Belastingdienst stelt zich behoorlijk streng op. Ook de rechters die zich over deze zaak bogen zien geen aanleiding voor een soepeler oordeel. Dat hebben we wel eens anders gezien.

Lees de uitspraak van het Hof Den Bosch van 8 maart 2018. Daarin honoreert zowel de Belastingdienst als het hof de mondelinge verklaring van de man dat er wel degelijk een betalingsverplichting is afgesproken. Alimentatie is aftrekbaar als persoonsgebonden aftrek. Sinds dit jaar geldt hiervoor de tariefcorrectie als het inkomen van de alimentatieplichtige in de hoogste schijf inkomstenbelasting (49,5% in 2020) wordt belast. De in 2020 betaalde alimentatie is dan nog maar aftrekbaar tegen het tarief van 46%. Dit percentage daalt jaarlijks met 3% totdat het tarief van 37,05% in 2023 wordt bereikt.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

11

Gerelateerde artikelen