Een box 3-heffing op basis van werkelijk rendement. Door velen wellicht gewenst. De werkelijkheid is echter weerbarstig, getuige de recent verschenen box 3-brief van staatssecretaris Wiebes van Financiën waarin hij een drietal varianten schetst om die beoogde werkelijkheid te benaderen. Arjo van Eijsden is geen voorstander van een heffing over werkelijk rendement op vermogen. Volgens de EY partner is terug naar de eenvoud het juiste box 3-pad.

Discussie

De discussie over de huidige vermogensrendementsheffing is al enige tijd aan de gang en voorlopig nog niet ten einde. Het arrest van vrijdag 10 juni 2016, waarin de Hoge Raad aangaf dat box 3 mogelijkerwijs op enig moment alsnog in strijd is met het Europese eigendomsrecht, zal de discussie niet doen verstommen. In het licht van dit arrest en op verzoek en onder druk van de Tweede Kamer heeft Wiebes de mogelijkheden laten onderzoeken voor het belasten van de werkelijke rendementen met de huidige techniek. Een voortgangsrapportage van dit onderzoek is door hem op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer gestuurd.

Drie varianten

In de begeleidende brief bij deze rapportage schetst Wiebes drie denkbare varianten voor een box 3-heffing naar werkelijk rendement :

  • Variant A: vermogensaanwasbelasting maar alleen op vermogensbestanddelen waar voldoende informatie over is.
  • Variant B: vermogenswinstbelasting, eveneens alleen voor vermogensbestanddelen waar voldoende gegevens van bekend zijn. De gerealiseerde waardestijgingen worden belast.
  • Variant C: een per belastingjaar achteraf vastgestelde forfaitaire benadering van het rendement voor elke vermogenstitel van de individuele belastingbetaler in box 3.

Ontmoedigingsbeleid?

Volgens Wiebes houdt het kabinet vast aan het streven naar een heffing op basis van het werkelijk rendement, maar de boodschap in zijn box-3 brief is allesbehalve bemoedigend. Het goede nieuws: een belasting die de realiteit benadert lijkt mogelijk en uitvoerbaar. Het slechte nieuws: een dergelijk stelsel zal altijd hybride zijn – voor bepaalde vermogenstitels is niet te ontkomen aan een forfaitaire benadering –, een heffing op het werkelijk rendement is complex en afhankelijk van de gekozen variant zijn er grote(re) ontwijkingsrisico's, belastingopbrengsten zullen jaarlijks fors schommelen, uitvoeringstechnisch lastig en administratief lastenverzwarend en 'last but not least' zeker niet gratis.  

Van Eijsden kijkt niet op van dit enigszins ontmoedigend beleid van Wiebes: "De staatssecretaris heeft in opdracht van de Tweede Kamer zijn huiswerk gedaan. Hete hangijzers worden nu doorgeschoven naar een volgend kabinet, want een daadwerkelijk gesprek over de drie gepresenteerde varianten zal feitelijk pas plaats gaan vinden na de verkiezingen met een 'nieuwe' Tweede Kamer. Dat is ook goed, want voor een nieuw box 3-stelsel moet men niet over één nacht ijs gaan."

Geen voorstander

Zelf is Van Eijsden geen voorstander van een vermogensrendementsheffing op basis van het werkelijk behaalde rendement, gezien de complexiteit van een dergelijke heffing, het feit dat dit ontwijkingsgedrag stimuleert en de budgettaire consequenties. Zijn redenen tegen een heffing op basis van werkelijk rendement zijn door Van Eijsden uitvoerig beschreven in zijn visie op de herziening van box 3 naar aanleiding van een Rondetafelgesprek in 2015 in de Tweede Kamer over dit onderwerp.

Vereenvoudiging

De drie door Wiebes geschetste box 3-varianten staan in schril contrast met zijn permanente doelstelling voor vereenvoudiging. Die doelstelling gaat in ieder geval niet op voor de verandering van box 3 vanaf 2017 in de vorm van drie vermogensschijven met ieder een eigen – op ingewikkelde wijze tot stand gekomen – forfaitair rendementspercentage. Dat het kabinet met vermogensmixen en vermogensschijven het werkelijk rendement nauwkeuriger wil benaderen dan met het huidige forfaitaire rendementspercentage van 4%, is een nauwelijks haalbaar streven. Van Eijsden: "Door uit te gaan van historische cijfers, rendementen behaald in voorgaande jaren, zal men nooit het rendement benaderen zoals dat op een huidig moment wordt gerealiseerd. Procedures over de vraag of box 3 nog wel in overeenstemming is met het Europese eigendomsrecht, zullen met de nieuwe benadering vanaf 2017 niet van de baan zijn."

Om het werkelijk rendement in het box 3-systeem vanaf 2017 beter te benaderen, is het volgens Van Eijsden in ieder geval verstandig om voor de rendementen slechts twee of maximaal drie jaar terug te gaan in de tijd.

Terug naar de eenvoud

Maar moet men gezien alle bezwaren eigenlijk wel toe naar een box 3-heffing op basis van werkelijk rendement? Als het aan Van Eijsden ligt niet. "We moeten juist terug naar de eenvoud! Haal de angel uit de vermogensrendementsheffing, bijvoorbeeld met een stelsel waarbij het rendement op spaarrekeningen (rentebeleggingen) wordt verlaagd naar 1% en het rendement voor overige beleggingen wordt gehandhaafd op de huidige 4%. Dat zal budgettair ongetwijfeld wat kosten, maar waarom zou aan eenvoud geen ‘prijskaartje' mogen hangen?"

Van Eijsden heeft – als alternatief – ook nog een andere suggestie voor de toekomst van box 3: "Je zou ook kunnen overwegen om aan te sluiten bij een forfaitair rendement gekoppeld aan een voortschrijdend gemiddelde van de nominale spaarrente (zoals de commissie Van Dijkhuizen destijds heeft voorgesteld) of een forfaitair rendement dat jaarlijks wordt vastgesteld aan de hand van een gemiddelde index (bijvoorbeeld samengesteld uit de inflatiecorrectie, de Euriborrente, de AEX en/of de rente op staatsobligaties) van de voorafgaande drie jaren."    

 

Lees ook het thema Box 3.

 

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

0

Gerelateerde artikelen