De Kennisgroep Onroerende Zaken neemt een standpunt in over de herleving van het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden bij terugkeer naar de oude woning. Is dit standpunt in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever?
In de situatie die aan de Kennisgroep Onroerende Zaken van de Belastingdienst is voorgelegd (21 december 2023, KG:051:2023:22) gaat het om een belastingplichtige die verhuist van een eigen woning naar een huurwoning. Hij houdt daarbij zijn oude woning aan. Op deze oude woning rust een hypotheek die tot het moment van de verhuizing naar de huurwoning kwalificeert als een bestaande eigenwoningschuld (art. 10bis.1 Wet IB 2001). Met de verhuizing gaat de woning en de schuld naar box 3.
De vraag die aan de kennisgroep is gesteld is of het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden herleeft als de belastingplichtige enkele jaren later weer terugverhuist naar de oude woning.
De kennisgroep beantwoordt die vraag bevestigend. Je zou misschien verwachten dat het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden tot uiterlijk 31 december van het jaar volgend op de verplaatsing van de lening naar box 3 kan plaatsvinden (‘t+1-termijn’). Die lijn is terug te voeren op art. 10bis.1 lid 3 Wet IB 2001. Maar dat is niet zo. In dit derde lid gaat het om oversluiten. Essentieel daarbij is het enerzijds aflossen van een lening en anderzijds het opnieuw sluiten van een lening. Daarvan is in deze situatie geen sprake. Er wordt immers niets afgelost. Daarom kan de box 3-lening ook buiten deze ‘t+1-termijn’ herleven als bestaande eigenwoningschuld. Als grens geldt slechts 1 januari 2044. Op die datum vervalt namelijk het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden. Vanaf die datum moet iedere schuld voldoen aan de fiscale aflossingseis om te kwalificeren als eigenwoningschuld in box 1. Het is natuurlijk nog maar sterk de vraag of tegen die tijd de eigenwoningregeling zoals we die nu kennen nog wel geldt. Wie dan leeft, wie dan zorgt.
Belang voor de praktijk
Het standpunt van de Belastingdienst is prima te volgen maar de vraag speelt of deze uitleg in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Een dergelijke ruime herlevingsmogelijkheid staat immers in schril contrast met de beperkte herlevingsruimte die oversluiters geboden wordt. Daar komt nog bij dat de belastingplichtige die zijn oude woning al vóór 2013 verlaten heeft, tot en met uiterlijk 2020 de ruimte geboden kreeg om door terugverhuizing naar de oude woning het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden te laten herleven. Waarom aan belastingplichtigen die na 2012 de oude woning verlaten een (veel) ruimere termijn geboden wordt, is volstrekt raadselachtig en riekt naar willekeur. Daar kan de kennisgroep natuurlijk ook niets aan doen. Die leest (terecht) slechts wat er in de wet staat.
Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting