Uitzendbureaus die tijdelijk huisvesting bieden aan arbeidsmigranten kunnen de hiervoor in rekening gebrachte btw mogelijk niet in aftrek brengen. Een strop dreigt als een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden stand houdt voor de Hoge Raad. Van een uitgemaakte zaak is echter nog geen sprake. De verlossende sleutel ligt in handen van het ‘causaal verband met een btw-belaste activiteit’.
Geen btw-aftrek
In oktober oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep dat de tijdelijke huisvesting van buitenlandse uitzendkrachten onder de BUA-aftrekuitsluiting valt. Het betreffende uitzendbureau vroeg geen vergoeding voor de tijdelijk (maximaal tweeëneenhalf jaar) ter beschikking gestelde woonruimte in de nabijheid van de Nederlandse werkplek. De buitenlandse uitzendkrachten hadden de mogelijkheid de woonruimte te weigeren. Het uitzendbureau stelde aan de Fillibeck-criteria te voldoen, zodat aftrek van voorbelasting niet is uitgesloten. Dit is het geval als een bijzondere omstandigheid de werkgever dwingt om bepaalde diensten, zoals vervoer, voor zijn werknemers te faciliteren. Het belang van de onderneming staat dan voorop en het persoonlijke voordeel voor de werknemer, zo al aanwezig, is van ondergeschikt belang. Ondanks de naar eigen zeggen noodzaak om de kosten van de tijdelijke huisvesting voor eigen rekening te nemen vanwege de (krappe) situatie op de arbeidsmarkt, faalt het beroep op het Europese Fillibeck-arrest. Volgens het hof maakt het uitzendbureau deze noodzaak namelijk niet voldoende aannemelijk. Bovendien draagt huisvesting naar haar aard een privé-element in zich, zodat de BUA-aftrekuitsluiting aan de orde is.
Causaal verband
Mocht de Hoge Raad meegaan met het hof dan dreigt een forse btw-strop voor de uitzendbranche in situaties dat sprake is van gratis beschikbaar gestelde tijdelijke woonruimte voor arbeidsmigranten. Ondanks dat veel uitzendbureaus na het Fillibeck-arrest de btw op deze huisvestingskosten in aftrek hebben gebracht, is btw-aftrek dan uitgesloten. Anne Marieke Smits, senior manager btw bij BDO Accountants & Belastingadviseurs, is echter niet 100% overtuigd dat de hofuitspraak volledig stand houdt voor de Hoge Raad. “Het hof maakt nogmaals duidelijk dat het Fillibeck-arrest en het BUA als standstillbepaling niet helemaal lekker met elkaar rijmen. Dat valt niet te ontkennen. Wat ook niet valt te ontkennen is het ondernemingsbelang. Ik mis in deze zaak nog het argument van binding. Door als uitzendbureau de arbeidsmigrant een dak boven het hoofd te bieden, is deze wellicht minder snel geneigd om zijn diensten aan te bieden aan de concurrent.”
“Het ondernemingsbelang,” vervolgt Smits, “wordt versterkt als het uitzendbureau de huisvestingskosten doorberekent aan de klanten waar de buitenlandse uitzendkracht werkzaamheden voor verricht. Dan is er een rechtstreeks verband te leggen tussen huisvesting en omzetverhoging. Als dit causale verband er is, komt het BUA mogelijk niet in beeld. Voor het ondernemingsbelang is verder een parallel te trekken met het apothekers-arrest, waarin een apotheker de volledige btw op de verbouwingskosten van een gezondheidscentrum in aftrek kon brengen, ondanks het feit dat de eveneens in dit centrum gevestigde en van btw-vrijgestelde huisartsen ook belang hadden bij de verbouwing. Alhoewel de apotheker alle verbouwingskosten voor haar rekening had genomen was volgens de Hoge Raad geen sprake van een relatiegeschenk of gift aan de huisartsen. De apotheker had de verbouwingskosten namelijk betaald met het oog op omzetvergroting door een toenemende afname van haar producten door de patiënten van de huisartsen. Er is nog wel een nuanceverschil: het apothekersarrest zag op artikel 1, onderdeel b van het BUA, terwijl de gratis huisvesting van buitenlandse werknemers ziet op artikel 1, onderdeel c van het BUA.”
Vergoeding
Het betreffende uitzendbureau heeft het zichzelf overigens wel lastig gemaakt door aan haar buitenlandse werknemers geen vergoeding te vragen voor de tijdelijke huisvesting. Fillibeck-criteria daargelaten is een zakelijke vergoeding (belast tegen het verlaagde btw-tarief) voor de ter beschikking gestelde woonruimte volgens Smits de koninklijke weg. “Dan is er sowieso voldoende causaal verband met een btw-belaste activiteit. Over de door de werknemer betaalde zakelijke vergoeding moet btw worden afgedragen. Daar staat tegenover dat alle btw op de gemaakte tijdelijke huisvestingskosten in aftrek komt. Voorwaarde is wel dat het om kortstondige verhuur gaat. Woningverhuur kan namelijk ook btw-vrijgesteld zijn!"
Tijdelijke huisvestingsproblematiek
"De tijdelijke huisvestingsdiscussie speelt dan een rol", legt Smits uit. "Tijdelijke huisvesting speelt niet alleen in de uitzendbranche maar ook bijvoorbeeld in de agrarische sector, bij buitenlandse studenten, ex-pats en profvoetballers. Een verblijf voor een korte periode valt onder het lage btw-tarief (tabel I post B 11 Wet op de omzetbelasting). De staatssecretaris ziet in het besluit over het verlaagde btw-tarief 'tijdelijk' als maximaal zes maanden, terwijl Hof Leeuwarden in 2011 het lage btw-tarief van toepassing verklaarde op de huisvesting van een jaar van buitenlandse studenten. Dit toont aan hoe rekbaar het begrip ‘tijdelijk’ is. In de praktijk zorgt dit voor veel verwarring. Om eigen invulling en discriminatie tussen verschillende doelgroepen te voorkomen zou een betere kwalificatie van tijdelijke huisvesting prettig zijn.”
Bron: Redacteur Marit Muller