De NOB levert commentaar op de wetsvoorstellen uit het pakket Belastingplan 2019 en het wetsvoorstel implementatie ATAD 1. In het commentaar stelt de Orde 150 vragen over de in de wetsvoorstellen voorgestelde wijzigingen.

De Orde plaatst de volgende algemene kanttekeningen:
· Verschillende maatregelen in het Belastingpakket 2019 gelden alleen voor vennootschapsbelastingplichtigen en niet voor IB-ondernemers. Het gevolg daarvan is dat er grotere verschillen ontstaan tussen IB-ondernemers en – simpel gezegd –  VPB-ondernemers. Het vergroot ook de complexiteit van de wetgeving.
· De afbouw van het voordeel van diverse ondernemersaftrekken, de MKB-winstvrijstelling en heffingskortingen in combinatie met het toeslagenstelsel maken dat de belastingdruk op ondernemingswinst, maar ook op loon, nauwelijks meer inzichtelijk en voorspelbaar is.
· Het versneld afbouwen van het voordeel van de eigenwoningrente, in combinatie met het afbouwen van de Hillen-aftrek en het selectief verlagen van het eigenwoningforfait (voor woningen in de hoogste categorie wordt het eigenwoningforfait niet verlaagd) leiden ertoe dat de toepassing van de eigenwoningregeling nog meer compliceert dan nu al het geval is.
· Van sommige aftrekbare uitgaven die leiden tot (latere) inkomensvorming tegen het progressieve tarief, wordt de aftrek beperkt tot het basistarief (alimentatie, giften) en voor andere aftrekbare uitgaven/reserveringen (lijfrente, fiscale oudedagsreserve) niet. Een dergelijke inperking druist in tegen het draagkrachtbeginsel.
· Het versneld afbouwen van het voordeel van de aftrek hypotheekrente eigen woning tussen nu en 2023 in plaats van 2042 is beleidsmatig begrijpelijk, maar zal niet bijdragen aan het beeld van een betrouwbare en consistente overheid, zeker nu het gaat om langlopende verplichtingen waarbij het verwachte belastingvoordeel een rol speelt voor het bepalen van de financieringsruimte.
· Het niet voorzien in overgangsrecht bij bijvoorbeeld de aanpassing van de 30%-regeling, de beperking van de afschrijving van bedrijfspanden en de verhoging van het aanmerkelijkbelangtarief (ook reeds opgebouwde reserves worden getroffen door het verhoogde tarief) staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel.
· De techniek die gehanteerd wordt bij het afbouwen van het voordeel van diverse aftrekposten (via de bijtellingsregeling van artikel 2.10 lid 2 Wet IB 2001) compliceert de wetgeving onnodig. Denk hierbij aan de samenloop met de middelingsregeling van artikel 3.154 Wet IB 2001 waarvoor de bijtelling van het aftrekvoordeel niet wordt gecorrigeerd.
· De dividendbelasting is recent gewijzigd en wordt nu afgeschaft. De Orde merkt op dat verschillende belastingplichtigen geïnvesteerd hebben in Nederland om zeker te stellen dat met ingang van 1 januari 2018 sprake is van een reële (niet-houdster) coöperatie. Omdat voor de Wet bronbelasting geen belang wordt gehecht aan reële aanwezigheid in Nederland, kan met ingang van 2020 alsnog bronbelasting verschuldigd zijn. De Orde meent dat in het licht van de rechtszekerheid en het vestigingsklimaat overgangsrecht op zijn plaats is.
· De vergroeningsmaatregelen in het Coalitieakkoord en in dit Belastingplan-pakket zijn in de ogen van de Orde zeer fragmentarisch, weinig ambitieus en geven de indruk van microinstrumentalisme zonder dat een overkoepelende visie zichtbaar is. De Orde beveelt aan om te verkennen of één robuuste en effectieve CO2-heffing niet een beter alternatief vormt. De Orde draagt graag bij aan die gedachtevorming.

Lees het hele NOB commentaar

Bron: NOB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Dossiers: Prinsjesdag 2018

0

Gerelateerde artikelen