A-G Wattel brengt in een aantal procedures voor de Hoge Raad zijn conclusies uit over het woningbegrip voor de heffing van overdrachtsbelasting. Belang: voor woningen geldt het 2%-tarief; voor andere onroerende zaken het 6%-tarief.

Het gaat om de conclusies van 23 november 2016 in de zaken met rolnummers 16/01734 (ECLI:NL:PHR:2016:1218), 16/02257 (ECLI:NL:PHR:2016:1221), 16/03768 (ECLI:NL:PHR:2016:1220) en 16/04101 (ECLI:NL:PHR:2016:1219). De gemeenschappelijke bijlage heeft nummer ECLI:NL:PHR:2016:1222.
 
Wattel geeft het volgende aan:
  • Beslissend voor de toepassing van het 2%-tarief is de objectieve ‘aard' van het pand en zijn objectieve bestemming (functie) zoals die volgt uit die ‘aard'. Met die ‘aard' kan alleen bedoeld zijn de bouwkundige aard. Beslissend is of de bouwkundige aard van de zaak objectief op een woonfunctie wijst. In de eerste plaats is de oorspronkelijke bouwkundige aard en bestemming bij de bouw van de zaak van belang. Als de zaak is ontworpen en gebouwd als woonhuis, dan is deze naar zijn aard bestemd voor bewoning. Dat geldt ook als er niet meer in het woonhuis wordt gewoond. Is de zaak niet als woning gebouwd, dan is deze naar zijn aard niet bestemd voor bewoning, hoezeer er feitelijk ook structureel in gewoond wordt.
  • In de tweede plaats is van belang of er nadien bouwkundig is ingegrepen en zo ja, met welk bouwkundig doel en objectief effect. De bouwkundige wijzigingen moeten dan zodanig ingrijpend zijn dat de aard en het aanzien van de onroerende zaak zijn gewijzigd.
  • Als een pand verschillende bestemmingen heeft, moet de koopprijs worden gesplitst. Het 2%-tarief geldt uitsluitend voor de waarde van het woongedeelte.
  • Het is niet vereist dat de onroerende zaak bewoonbaar is. De woning hoeft nog niet of niet meer feitelijk geschikt te zijn voor bewoning. Wel van belang is dat de bouwkundige aard van wat er staat objectief wijst op een woonfunctie en een woonbestemming.
  • Als er bij de beoordeling na deze eerste twee toetsen nog twijfel is, is mede van belang wat de publiekrechtelijke bestemming van de zaak is.
  • Als ook dat niets oplevert kan het structurele feitelijke gebruik relevant worden: welke doeleinden heeft het objectief bouwkundig/functioneel onduidelijke gebouw feitelijk het meeste gediend, dan wel gaat het feitelijk het meeste dienen?
  • Als ook dat niets oplevert, komt als laatste eventueel de vraag naar voren of de verkrijging de doorstroming op de woningmarkt bevordert.

Belang voor de praktijk

Sinds de introductie van het verlaagde tarief overdrachtsbelasting is er een stroom aan rechtspraak op gang gekomen over het al dan niet van toepassing zijn van dit verlaagde tarief. In de genoemde gemeenschappelijke bijlage geeft Wattel een mooi overzicht van deze rechtspraak.
 
De Hoge Raad heeft zich nog niet uitgesproken in de genoemde procedures. Het is daarmee nog niet duidelijk of de Hoge Raad de conclusies van Wattel volgt. Als dit gebeurt, is het woningbegrip er in ieder geval een stuk duidelijker op geworden. Dit zal waarschijnlijk leiden tot een afname van het aantal procedures op dit vlak.
 

 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

6

Gerelateerde artikelen