Conclusie
Eerder deze maand verscheen de conclusie van Advocaat-Generaal Niessen (A-G) over het gebruik door de Belastingdienst van gegevens afkomstig van op de openbare weg geplaatste ANPR (Automatic Number Plate Recognition)-camera's. De gegevens worden gebruikt ter controle van rittenregistraties waarmee het privégebruik van een auto van de zaak wordt aangetoond. Deze zelfstandige informatievergaring van voertuigpassagegegevens voor fiscale controledoeleinden, is volgens de A-G een inmenging op het recht van privacy (artikel 8 EVRM). Een dergelijke inmenging vereist een wettelijke grondslag en moet voor betrokkenen voldoende voorzienbaar zijn. De A-G concludeert dat deze eisen ontbreken. Daarmee handelt de Belastingdienst in strijd met het recht op bescherming van het privéleven.
Terechte discussie
"Het is goed dat het gebruik van ANPR-beelden door de Belastingdienst nu ter discussie staat", zegt Diana Jansen, advocaat-belastingkundige bij Flexadvocaten. "En het is goed als die discussie nu al breed wordt gevoerd. De technologische ontwikkeling, en daarmee ook het controlemechanisme van de Belastingdienst, staat immers niet stil. Die controledrift is niet onbegrensd, maar waar ligt die grens?"
Inmenging twijfelachtig
De A-G trekt voor wat betreft het zelfstandig gebruik van de ANPR-camerabeelden voor controledoeleinden alvast een stellige grens: de zelfstandige systematische vastlegging en verwerking van de beelden voor fiscale controledoeleinden is een inmenging op het privacy-recht. Jansen ziet dit niet zo ‘zwart-wit'. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft aangegeven dat bij waarnemingen via camera's in openbare ruimtes niet snel sprake zal zijn van een inbreuk op de privacy, omdat dit vergelijkbaar is met waarneming ter plaatse in persoon. Dit kan volgens het EHRM anders zijn in geval van systematische en/of permanente vastlegging van waarnemingen door een camera. Er zou dan sprake kunnen zijn van een inmenging op het recht op privacy. Het EHRM lijkt dus aanzienlijk minder stellig dan A-G Niessen die, bij een permanente en systematische vastlegging en verwerking van camerabeelden, automatisch uitgaat van een inbreuk op het privéleven. Of de Hoge Raad de conclusie van de A-G straks volgt, is dan ook allerminst zeker."
Redelijke verwachting
De redelijke verwachting speelt hierbij een belangrijke rol. "Uit diverse EHRM-arresten volgt dat dit van belang is voor het antwoord op de vraag of het recht op privacy is geschonden", benadrukt Jansen. "In welke openbare omgeving bevindt men zich en wat mag men in deze omgeving redelijkerwijs verwachten voor wat betreft het privacybehoud? Kan men in dit geval als automobilist, door gebruik te maken van de openbare weg, redelijkerwijs verwachten dat niet alleen de politie, maar ook andere overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, gebruik maken van de ANPR-beelden of is die verwachting niet redelijk?"
Wettelijke grondslag
Mocht de Hoge Raad oordelen dat het verzamelen, vastleggen en gebruiken van ANPR-gegevens door de Belastingdienst kwalificeert als een inmenging op het recht op privacy van artikel 8 EVRM, dan is een dergelijke inmenging alleen toegestaan indien voorzien bij wet. De A-G concludeert dat de Belastingdienst handelt zonder dat hiervoor een concrete bevoegdheid is geregeld in de Awb of de AWR. Als de controlebevoegdheid van de Belastingdienst een inbreuk is op het privéleven van belastingplichtigen, heeft het Jansens voorkeur als de Hoge Raad een wettelijke vastlegging voorschrijft. Of deze ANPR-zaak hiertoe leidt, daar is zij niet zeker van. "Mocht sprake zijn van een inmenging op het privacyrecht, is deze inbreuk dan dermate ingrijpend dat hier een apart wetsartikel aan moet worden gewijd, of vloeien dergelijke massacontrolemogelijkheden voor de Belastingdienst dan automatisch voort uit het systeem van de AWR? Het EVRM schrijft een wettelijk grondslag voor, maar eist naar het lijkt niet in alle gevallen een expliciete vastlegging in een formele of materiële wet."
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Bronbelasting