De Nederlandse Belastingdienst legt bij emigratie een conserverende aanslag op. Bij emigratie is het de regel dat het (onbeperkte) Nederlandse heffingsrecht van de directe belastingen eindigt. Maar toch niet altijd. Hoe zit dat bij een lijfrente? Een casus.
De casus luidt als volgt:
Een man is kortgeleden geëmigreerd naar Frankrijk. De Belastingdienst vraagt hem om twee waardeopgaven van zijn lijfrente die hij in Nederland heeft gesloten. Hij ontvangt er van zijn verzekeringsmaatschappij echter maar één. Waarom heeft de Belastingdienst twee waardeopgaven nodig?
De uitwerking is als volgt. Wanneer iemand in het buitenland gaat wonen, en inkomen ontvangt uit Nederland, kan het zo zijn dat hij belasting is verschuldigd in zowel Nederland (bronstaat) als het land waar hij woont (woonstaat).
Ter voorkoming van deze dubbele heffing is met tal van landen een belastingverdrag gesloten. Dat verdrag kan de heffingsbevoegdheid over bepaalde inkomensbronnen toewijzen aan het bronland of de woonstaat. Wanneer het verdrag de heffing over lijfrente-inkomsten toewijst aan de woonstaat, verliest de Nederlandse Belastingdienst zijn belastingclaim. En dit, terwijl er tijdens de opbouwfase juist een fiscale faciliteit aan de belastingplichtige is verleend in de vorm van aftrek van de lijfrentepremie.
De Nederlandse Belastingdienst legt daarom bij emigratie een conserverende aanslag op. Er wordt dan op dat moment gedaan alsof de verzekering wordt afgekocht op het moment van emigratie. De fiscale claim die hierdoor ontstaat, wordt niet meteen opgeëist maar uitgesteld naar de toekomst. Om de claim van de Belastingdienst veilig te stellen, wordt deze geparkeerd in een zogenaamde 'conserverende aanslag'.
Deze conserverende aanslag wordt alleen ingevorderd op het moment dat er iets wordt gedaan met de lijfrente dat tegen de regels ingaat, bijvoorbeeld doordat de verzekering wordt afgekocht. Als zich gedurende een periode van 10 jaar geen handeling voordoet die in strijd is met de Nederlandse wet vervalt de conserverende aanslag.
Voordat de Belastingdienst een conserverende aanslag kan opleggen, moet hij eerst over informatie beschikken. Een belastingplichtige die emigreert moet een zogenoemd M-formulier invullen. Naar aanleiding van dit formulier stuurt de Belastingdienst de belastingplichtige een brief waarin hij verzoekt gegevens over de lijfrente op te geven. In de brief geeft de Belastingdienst expliciet aan welke informatie de lijfrenteuitvoerder moeten opgeven.
Het is afhankelijk van het belastingverdrag welke van de volgende twee gegevens moet worden opgegeven:
- de afkoopwaarde; of
- de som van de betaalde lijfrentepremies/inleg.
Kent het verdrag een woonstaatheffing, dan zal in de brief van de Belastingdienst vermeld staan dat de conserverende aanslag gebaseerd wordt op de som van de afgetrokken lijfrentepremies. Kent het verdrag een bronstaatheffing (dus heffing in Nederland), dan zal in de brief van de Belastingdienst vermeld staan dat de conserverende aanslag gebaseerd wordt op de afkoopwaarde van de lijfrente.
Steeds vaker komt het voor dat de Belastingdienst standaard twee waarden opvraagt. Wat de achtergrond hiervan is, is niet altijd duidelijk. Om te voorkomen dat in dat geval onnodig een administratief bewerkelijke berekening moet worden gemaakt, zal de verzekeraar of bank aan de hand van het toepasselijke verdrag zelf bepalen welke van de twee waarden voor die situatie relevant is. Alleen deze waarde wordt dan doorgegeven aan de klant.
Belang voor de praktijk
In steeds meer belastingverdragen wordt een bepaling opgenomen waaruit blijkt dat Nederland toch mag heffen als de belastingplichtige niet in Nederland woont. De strekking van de bepaling is dan bijvoorbeeld dat als de som van het bedrag van een aantal soorten uitkeringen (onder andere AOW, pensioen, lijfrente) groter is dan bijvoorbeeld € 15.000, niet het woonland maar toch Nederland (het bronland) inkomstenbelasting mag heffen. Als het totaal van die uitkeringen lager is dan dat grensbedrag dan is/blijft het woonland heffingsbevoegd. In die situatie zal de verzekeraar of bank zowel de som van de betaalde premie als de afkoopwaarde moeten opgeven. Die kan namelijk niet bepalen of de klant met zijn overige uitkeringen wel of niet boven het grensbedrag uitkomt.
Lees ook de thema's Emigratie en (conserverende) eindafrekening en Lijfrenten.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht