Gaat het overgangsrecht van de fiscale regels rond de kapitaalverzekering eigen woning (KEW) verloren als het verzekerd kapitaal na 1 januari 2013 wordt verhoogd, nadat het eerder is verlaagd? Een casus geeft het antwoord.
De casus luidt als volgt:
Een man koopt in 2003 samen met zijn echtgenote een nieuwe woning en is hiervoor een aflosvrije hypothecaire geldlening (spaarhypotheek) aangegaan met daaraan gekoppeld een KEW. Het gegarandeerde kapitaal op zijn KEW bedroeg op 31 december 2012 € 225.000. Omdat hij ook een deel van de aflossing wilde financieren met eigen geld heeft hij in 2018 besloten het verzekerd kapitaal te verlagen naar € 175.000. Hij heeft daar nu spijt van en hij wilt daarom zijn verzekerd kapitaal weer verhogen naar € 225.000. Geeft dit fiscale problemen?
Uitwerking casus:
Sinds 1 januari 2013 is het niet meer mogelijk om een nieuwe KEW te sluiten. Wel geldt overgangsrecht. Voor belastingplichtigen die op 31 december 2012 al een KEW hadden, blijven de oude regels gelden. Om dit overgangsrecht te behouden, mogen de rechten uit de verzekering niet worden verbeterd. De oude regels blijven volgens art. 10bis.2 eerste lid Wet IB 2001 alleen van toepassing als:
- het gegarandeerde kapitaal, zoals dat op 31 december 2012 gold, nadien niet meer is verhoogd en/of de looptijd niet meer is verlengd;
- bij niet gegarandeerde kapitalen: de premie, zoals die op 31 december 2012 gold, nadien niet is verhoogd en/of de looptijd niet meer is verlengd.
Verlies van het overgangsrecht betekent dat de KEW fictief tot uitkering komt in de zin van art. 10bis.4 derde lid Wet IB 2001. Dit betekent dat er op dat moment zal moeten worden afgerekend over het rentebestanddeel in de verzekering ondanks dat er feitelijk geen uitbetaling van de afkoopwaarde plaatsvindt. Vervolgens zal de KEW-clausule van de verzekering moeten worden verwijderd en wordt de verzekering per 1 januari van het eerstvolgende jaar meegeteld als box 3-vermogen.
De man heeft het verzekerd kapitaal op zijn verzekering na 1 januari 2013 verhoogd, nadat het eerder is verlaagd. De vraag is of daarmee ook het overgangsrecht verloren is gegaan. De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft naar aanleiding van een hierover gestelde vraag op 27 oktober dit jaar bevestigd (KG:070:2023:19) dat het overgangsrecht niet per definitie verloren gaat nadat het gegarandeerde kapitaal op een KEW wordt verhoogd na een eerdere verlaging. In het geval deze laatste verhoging niet leidt tot een hoger gegarandeerd kapitaal dan was overeengekomen op 31 december 2012, zal dit niet leiden tot verlies van het overgangsrecht.
Verhoging op basis van een optierecht
Een andere manier waarop verhoging van het gegarandeerd kapitaal op een KEW na 1 januari 2013 niet zal leiden tot verlies van het overgangsrecht, is een verhoging van het gegarandeerde kapitaal op basis van een ‘normale en gebruikelijke optieclausule’ die al op 31 december 2012 op de polis was opgenomen.
Deze systematiek geldt ook voor eerdere overgangsregimes voor kapitaalverzekeringen, zoals bij Pre- en Brede Herwaarderingskapitaalverzekeringen. Onder ‘normaal en gebruikelijk’ wordt in dit verband bedoeld dat het op basis van een optieclausule voor de verzekeringnemer of rekeninghouder mogelijk is om eenzijdig de premie of inleg te verhogen, zonder dat de verzekeraar of andere aanbieder nadere voorwaarden -zoals medische waarborgen- kan stellen.
Vindt de KEW-verhoging van het gegarandeerde kapitaal plaats op grond van een op 31 december 2012 op de polis opgenomen optieclausule, dan zal dit niet leiden tot verlies van het overgangsrecht, ook al wordt het gegarandeerde kapitaal op die manier hoger dan het kapitaal dat op 31 december 2012 was overeengekomen. Uiteraard moet daarbij wel worden voldaan aan de andere relevante fiscale begrenzingen, zoals de bandbreedte en de maximale looptijd van 30 jaar.
Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting