Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een man voor 38% de economische mede-eigendom heeft van de woning. In zoverre is de door hem betaalde hypotheekrente aftrekbaar.

De feiten zijn als volgt. Een man woont tot 19 december 2015 samen met zijn ex-partner (vrouw). De vrouw is volledig
(juridisch) eigenaar van de woning. Voor de hypotheekschuld zijn zij beiden hoofdelijk medeschuldenaar.

In hun samenlevingsovereenkomst hebben zij afgesproken dat de vrouw een aandeel van 38% in de woning aan de man zal verkopen. Daar is echter nooit wat van terecht gekomen. De man draagt voor 38% de kosten en lasten van de woning, ook na het verbreken van de samenleving.

In 2017 wordt de woning verkocht. De man brengt over 2016 de rente voor zijn aandeel in mindering in de aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur weigert die renteaftrek. De man is immers geen eigenaar van de woning.

Maar Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt anders. Volgens het hof maakt de man aannemelijk dat hij voor 38% de economische mede-eigendom van de woning heeft. Onder die omstandigheid is de woning in 2016 voor de man door toepassing van de echtscheidingsregeling een eigen woning (art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001). De door de man betaalde hypotheekrente is daarmee aftrekbaar.

Belang voor de praktijk

In verreweg de meeste gevallen vindt de eigenwoningregeling toepassing vanwege de juridische eigendom van een woning. Maar ook bij economische eigendom kan de eigenwoningregeling toepassing vinden. Bij economische eigendom is de woning niet juridisch geleverd, maar gaat de waardeverandering van de woning – zowel positief als negatief – je aan.

Voor de eigenwoningregeling geldt overigens dat niet de volledige waardeverandering je aan moet gaan. 50% of meer, samen met je partner, is voldoende. In dit geval ging de waardeverandering de man voor 38% aan. De overige 62% van de waardeverandering ging de vrouw aan. Voor beiden is dan gedurende de samenwoning sprake van een eigen woning in de zin van art. 3.111 lid 1 Wet IB 2001.

Nadat de man is vertrokken uit de woning, en de samenwoning daarmee is geëindigd, is geen sprake meer van fiscaal partnerschap. Voor de man is zijn economisch eigendomsaandeel in de woning dan op grond van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 nog een eigen woning gedurende maximaal 24 maanden. Dat de waardeverandering van de woning de man maar voor 38% - dus minder dan 50% - aangaat, is voor deze fictiebepaling niet relevant. De eis dat de waardeverandering je ten minste voor 50% moet aangaan, wordt namelijk niet gesteld aan deze fictiebepaling.

Bron: Legal, Compliance & Tax Nationale-Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

114

Gerelateerde artikelen