De speciale fiscale regelingen voor slachtoffers van de Nieuwjaarsbrand in Volendam zijn niet van toepassing op een door betrokkene zelf afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dat beslist Hof Amsterdam.

Betrokkene is één van de slachtoffers van de cafébrand in Volendam. Hij had in 2006 een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) afgesloten. Een paar jaar later werd hij arbeidsongeschikt en ontving hij van de schadeverzekeraar in verband daarmee periodieke uitkeringen.

In 2015 is de AOV beëindigd en ontvangt hij op grond van een beëindigingsovereenkomst een eenmalig bedrag van € 300.000. De man is van mening dat de eenmalige uitkering onbelast is. Hij beroept zich op de speciale regeling (§ 7.3.2. van het Besluit van 7 september 2009, nr. CPP2009/483M). Daarnaast doet hij een beroep op het gelijkheidsbeginsel; in vier bekende gevallen heeft de Belastingdienst in de eerste jaren na de brand vergelijkbare uitkeringen niet belast.

De inspecteur corrigeert de aangifte en stelt dat de uitkering belast is. De man is het hier niet mee eens en legt de zaak voor aan de rechter.

Evenals de rechtbank meent het hof dat het Besluit van 7 september 2009, nr. CPP2009/483M niet op deze eenmalige AOV-uitkering van toepassing is. De uitkeringen door de schadeverzekeraar waren bedoeld ter compensatie van derving van inkomsten en gerelateerd aan een bron van inkomsten, waarbij de premies in aftrek konden worden gebracht. Uitkeringen op grond van de ‘Regeling Tegemoetkoming in schade in verband met functionele invaliditeit’ waren daarentegen bedoeld om slachtoffers de mogelijkheid te geven de draad van het leven weer op te pakken en hun toekomst zelf vorm te geven.

De man kan evenmin aan (de bewoordingen van) het besluit het vertrouwen ontlenen dat de eenmalige uitkering niet belast zou worden. De speciale regeling zag op een eenmalige tegemoetkoming van maximaal € 150.000 van het Rijk in geval van functionele invaliditeit. De uitkering die betrokkene in dit geval ontving was afkomstig van een particuliere schadeverzekeraar. Dat de inspecteur meer dan tien jaar daarvoor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen onbelast had gelaten, berustte op een fout. Ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan in zo’n geval niet slagen.

Belang voor de praktijk

Premies voor rechten op periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval zijn volgens art. 3.124 lid 1 aanhef en onderdeel c Wet IB 2001 uitgaven voor inkomensvoorzieningen. De premies komen uitsluitend voor aftrek in aanmerking als de arbeidsongeschiktheidsverzekering is afgesloten bij een professionele verzekeraar. De uitkeringen zijn belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen (art. 3.100 lid 1 aanhef en onder b Wet IB 2001). Een AOV, waarvan de premies zijn afgetrokken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen kan vóór het einde van de overeengekomen looptijd worden beëindigd. In deze zaak ontvangt betrokkene in verband met de beëindiging een eenmalige uitkering van € 300.000.

Wordt een AOV beëindigd met een eenmalige uitkering en de arbeidsongeschiktheid is al ingetreden (zoals in deze casus), dan is dat een verboden handeling in de zin van art. 3.133 lid 2 Wet IB 2001. Het bedrag van de eenmalige uitkering wordt dan in aanmerking genomen als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en belast in box 1. De verschuldigde revisierente bedraagt (maximaal) 20% van de uitkering.

Wordt een AOV beëindigd met een uitkering, maar de arbeidsongeschiktheid is nog niet ingetreden, dan wordt het bedrag van de uitkering in aanmerking genomen als negatieve uitgaven en daarmee belast in box 1. Revisierente is niet verschuldigd.

Wordt een AOV beëindigd zonder enige uitkering, dan worden geen negatieve uitgaven in aanmerking genomen en is (uiteraard) geen revisierente verschuldigd.

Zie ook § 3.3 van het Besluit van 16 mei 2019, nr. 2019-115021, Stcrt. 2019, 30558.

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

110

Gerelateerde artikelen