Bewijsmateriaal dat door de strafrechter als onrechtmatig verkregen is aangemerkt, mag door de fiscus in principe wel worden gebruikt als bewijsmateriaal voor de belastingheffing en boeteoplegging. Bij het beoordelen van bewijsmateriaal gebruikt de belastingrechter eigen maatstaven, die kunnen afwijken van die van de strafrechter. Dat is de uitkomst van de procedure waarin de Hoge Raad op 20 maart 2015 uitspraak heeft gedaan.
De strafrechter heeft bewijsmateriaal dat is verkregen na de inzet van infiltranten in de strafprocedure uitgesloten. Het hof Amsterdam besliste op 4 juli 2013 dat voor belastingheffing en fiscale boeteoplegging wel betekenis kan worden toegekend aan onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal.
Advocaat-Generaal Wattel adviseerde de Hoge Raad in zijn conclusie van 28 mei 2014 (ECLI:NL:PHR:2014:521) om het beroep in cassatie dat is ingesteld tegen de uitspraak van het hof gegrond te verklaren.
De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof. De belastingrechter is niet gebonden aan een oordeel van de strafrechter over de bruikbaarheid van bewijsmateriaal. Als de belastingrechter over de rechtmatigheid van de wijze waarop het bewijs is verkregen anders wil oordelen dan de strafrechter moet de belastingrechter de redenen voor die afwijking in de uitspraak vermelden. De vraag of bepaald materiaal in verband met de wijze waarop het is verkregen als bewijs kan worden gebruikt, moet de belastingrechter beantwoorden aan de hand van andere maatstaven dan de strafrechter. Dit kan ertoe leiden dat in procedures over belastingaanslagen en fiscale boetes gebruik wordt gemaakt van bewijsmateriaal dat door de strafrechter voor bewijsdoeleinden onbruikbaar is verklaard. In uitzonderlijke gevallen, waarin sprake is van een ernstige schending van een belangrijke rechtsregel, kan de onrechtmatige verkrijging ook tot onbruikbaarheid in de fiscale procedure leiden. Als wordt betoogd dat onrechtmatig overheidsoptreden tot bewijsuitsluiting moet leiden, zal de rechter zich echter steeds moeten afvragen of de belangen van de betrokkene zijn geschaad. Als de belastingrechter zijn beslissing op dit bewijsmateriaal baseert, is dat op zichzelf geen inbreuk op het recht op een behoorlijk proces dat is opgenomen in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Bron: de Rechtspraak
1