Hof Arnhem/Leeuwarden heeft recentelijk beslist dat een afwaarderingsverlies op vorderingen niet ten laste van de winst kan worden gebracht. Volgens het hof was namelijk sprake van een earn-out vordering die onder de deelnemingsvrijstelling valt.
De earn-outregeling en de deelnemingsvrijstelling
De deelnemingsvrijstelling is kort gezegd van toepassing indien een rechtspersoon tenminste een belang heeft van 5% in een kwalificerende deelneming. De deelnemingsvrijstelling bepaalt dat alle voordelen uit hoofde van de deelneming bij het bepalen van de winst buiten aanmerking blijven, ook de winst die wordt gemaakt bij de verkoop van de deelneming.
Het komt voor dat deelnemingen worden verkocht tegen een variabele verkoopprijs die afhankelijk is van de toekomstige bedrijfsresultaten van de verkochte deelneming. Dit wordt een zogenaamde earn-outvergoeding genoemd. Veelal wordt bij de verkoop van de deelneming dan een vast bedrag betaald, met eventuele nabetalingen in toekomstige jaren als de omzet of winst van de verkochte deelneming in de jaren na de verkoop bepaalde niveaus overstijgt. Door met een dergelijke variabele verkoopprijs te werken, voorkomt men moeizame discussies over de vaststelling van de waarde van de goodwill. De meer- of minderbetalingen op grond van zogenoemde earn-outregelingen zijn wettelijk onder de deelnemingsvrijstelling gebracht.
Onderhavige zaak
In onderhavige zaak had belanghebbende certificaten in een BV. In 2008 verkocht belanghebbende een deel van de certificaten tegen schuldigerkenning. In 2012 besluit belanghebbende in de aangifte een afwaarderingsverlies ten aanzien van de vordering op te nemen. Belanghebbende stelt dat de verkoop van de aandelen en de financiering (schuldigerkenning koopsom) los van elkaar moeten worden beschouwd. De inspecteur accepteert het afwaarderingsverlies niet en stelt dat in 2008 sprake is geweest van de verkoop van een deelneming tegen een recht op een of meer termijnen waarvan de omvang ten tijde van de verkoop nog niet vaststaat (earn-out regeling).
Het hof is het met de inspecteur eens. Volgens het hof bestaat er in deze casus een onverbrekelijke samenhang tussen de verkoop van de certificaten en de daarvoor bedongen koopsom enerzijds en de vordering die voortvloeit uit de overeenkomst van schuldigerkenning anderzijds. Het hof komt tot het oordeel dat sprake is van een earn-out vordering die onder de deelnemingsvrijstelling valt. Het verlies is daarmee niet aftrekbaar voor belanghebbende.
Bron: EY
315