Op 6 april 2016 heeft de Raadswerkgroep ‘Belastingvraagstukken – Directe Belastingen' opnieuw vergaderd over het Commissievoorstel voor een anti-BEPS-richtlijn. In de hoedanigheid van voorzitter heeft Nederland – als basis voor deliberatie voor de vergadering – een derde draft compromistekst (hierna: "derde compromistekst") opgesteld betreffende het Commissievoorstel voor een anti-BEPS-richtlijn. Hierbij gaat het om een evoluerend werkdocument ("work in progress") waarin het Nederlandse voorzitterschap – op basis van uitkomsten van eerdere vergaderingen en aldaar verkondigde posities en suggesties van lidstaten – aanbevelingen doet voor een nieuwe compromistekst.

De derde draft compromistekst

In de door het Nederlandse voorzitterschap opgestelde derde draft compromistekst worden diverse suggesties gedaan om het Commissievoorstel voor een anti-belastingontwijkingsrichtlijn verder aan te passen. Wat direct opvalt is dat veel van de door het Nederlandse voorzitterschap in de tweede draft compromistekst (hierna: "tweede compromistekst") voorgestelde wijzigingen (zie nader TUW 2016/week 12) zijn overgenomen in de derde draft compromistekst. Het lijkt er aldus op dat veel van de eerder voorgestelde wijzigingen in goede aarde zijn gevallen bij de andere lidstaten.
 
Evenals in de tweede compromistekst, wordt in derde compromistekst (nog) niet gesproken over opsplitsing van de anti-belastingontwijkingsrichtlijn in een "OESO-deel", dat voorziet in de uniforme implementatie van OESO BEPS-aanbevelingen op EU-niveau en een "overig deel", dat bestaat uit verdergaande maatregelen om belastingontwijking aan te pakken (zie nader TUW 2016/week7).
 
Verder valt op dat wederom tal van de door het Nederlandse voorzitterschap in de derde compromistekst voorgestelde wijzigingen verband houden met het beter laten aansluiten van de door de Commissie voorgestelde anti-belastingontwijkingsrichtlijn met door de OESO voorgestelde BEPS-oplossingen en daarin gehanteerde begrippen. EY bespreekt hieronder kort de meest in het oog springende verschillen en overeenkomsten tussen de tweede en derde compromistekst. Voor een overzicht van de oorspronkelijk ingediende richtlijn en een eerste analyse van EY op deze richtlijn verwijst EY naar TUW 2016/week 5.
 
Renteaftrekbeperking (artikel 4)
Een eerste belangrijke wijziging betreft het geven van meer keuzevrijheid aan de lidstaten ten aanzien van de drempel; in de derde compromistekst wordt gesproken over EUR 3 mln waar eerst nog een drempel van EUR 1 mln werd gehanteerd. Een andere wijziging geeft de lidstaten de keuzevrijheid om de renteaftrekbeperking niet toe te passen indien belastingplichtige géén deel uitmaakt van een groep, hetgeen aansluit bij de uitkomsten van BEPS-actiepunt 4.
 
Verder is de verruimde definitie van "financieringskosten" gehandhaafd die onder meer rente op hybride leningen, geïmputeerde rente, en valutaresultaten bevat. Verder blijft in stand de eerder voorgestelde wijziging betreffende de keuzemogelijkheid om, in plaats van EBITDA, een EBIT-basis te hanteren voor de berekening van de niet-aftrekbare rente. Voorts is - in grote lijnen - ongewijzigd gebleven (i) de keuzevrijheid aan lidstaten ten aanzien van vooruitwenteling van niet-aftrekbare rente en niet-benutte aftrekruimte en (ii) de alternatieve groepsratio op basis van eigen EBITDA-ratio ten opzichte van de groep.
 
Switch-overmechanisme (artikel 6)
Op paar kleine tekstuele verduidelijkingen in de tekst na, is het in de tweede compromistekst voorgestelde switch-overmechanisme intact gebleven. Dit brengt met zich dat, in tegenstelling tot het Commissievoorstel, de switch-over alléén toegepast zou moeten worden ten aanzien van passief inkomen. Bovendien komt de switch-over niet aan de orde indien sprake is van een belastingverdrag tussen de lidstaat van belastingplichtige en het derde land waaruit het (laagbelast) non-EU inkomen afkomstig is.
 
CFC-regeling (artikel 8 en 9)
De eerder voorgestelde keuzemogelijkheid om het inkomen van de CFC-dochtervennootschap vast te stellen blijft in stand. Hierdoor heeft de lidstaat de keuze tussen (i) inkomenstoerekening gebaseerd op inkomen uit bepaalde type inkomenscategorieën en (ii) inkomenstoerekening gebaseerd op de aard van de transactie(s) waar de CFC-dochtervennootschap haar inkomen mee behaalt. De tekst van de derde compromistekst merkt expliciet op dat ook de tweede mogelijkheid in intra-EU situaties toegepast kan worden.
 
Hybride mismatches (artikel 10)
De voorgestelde specifieke anti-mismatchbepaling voor hybride structuren dient nog steeds als vangnet te gaan fungeren. Hierdoor zou de regeling alleen toepassing moeten vinden als de mismatch niet op andere wijze wordt geneutraliseerd. Opvallend is dat er mogelijk aanvullende bepalingen komen voor zogenoemde "dual resident companies" en "imported hybrid mismatches" (dit is in lijn met de OESO BEPS aanbevelingen). In dit kader heeft het Nederlandse voorzitterschap de lidstaten opgeroepen suggesties te doen voor dergelijke bepalingen. De voorgestelde bepalingen blijven, net als de oorspronkelijk voorgestelde bepaling, beperkt tot intra-EU situaties.

Tot slot

De eerstvolgende Ecofin-vergadering van de ministers van Financiën staat gepland op 25 mei. Wel staat er in de tussentijd nog een informele Ecofin-vergadering op de agenda voor 22-23 April te Amsterdam. Het is onze verwachting dat ook tijdens deze informele Ecofin-vergadering uitgebreid stil zal worden gestaan bij in de Raadswerkgroep in kaart gebrachte openstaande politieke pijnpunten betreffende de anti-BEPS-richtlijn. Wellicht dat uit deze besprekingen zal blijken in hoeverre de lidstaten uiteindelijk zullen kiezen voor "opsplitsing" van de anti-BEPS-richtlijn en, voor het moment, niet verder willen gaan dan een "uitgeklede" anti-BEPS-richtlijn.
 
 

Bron: EY

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Internationaal belastingrecht

0

Gerelateerde artikelen