Hof Den Bosch oordeelde onlangs dat attractiepark Toverland in Sevenum het verlaagde btw-tarief mag toepassen op het parkeren bij het park. De toepassing van het lage of hoge btw-tarief op het parkeren bij een attractiepark, natuurpark, dierentuin of museum is echter afhankelijk van de feiten en omstandigheden, zo constateren btw-specialisten van BDO.

De Hoge Raad bevestigde vorig jaar uitspraken van Hof Arnhem-Leeuwarden en Hof Den Haag waarin zij oordelen dat het parkeren een afzonderlijke prestatie is belast tegen het algemene btw-tarief (van thans 21%). De Hoge Raad kijkt hierbij naar een drietal factoren:

  • Of het parkeren van de auto op de plaats van de bestemming voor de consument een doel op zich is of dat het parkeren geen afzonderlijk belang heeft voor de consument;
  • Of binnen de kring van afnemers het belang bij het afnemen van de parkeerdienst verschilt;
  • Of de afnemer een keuze heeft om het parkeren al dan niet af te nemen.

Oordeel Hof Den Bosch

Hof Den Bosch past de criteria van de Hoge Raad toe op de bij hem voorliggende casus. Allereerst merkt het Hof op dat het parkeren van de auto op de plaats van bestemming in beginsel een doel op zich is, maar dat de feiten en omstandigheden van het geval kunnen opleveren dat het parkeren slechts een bijkomende prestatie en een middel vormt om optimaal van de hoofdprestatie gebruik te kunnen maken.

Een echte keuze om de parkeerprestatie af te nemen heeft de consument volgens het Hof in deze casus niet. In de omgeving van het attractiepark geldt een parkeerverbod en de dichtstbijzijnde openbare parkeergelegenheid ligt op twee kilometer afstand van het park. Ook kan het openbaar vervoer geen grote aantallen bezoekers verwerken.

Weliswaar is binnen de kring van afnemers een verschil in belang bij het afnemen van de parkeerdienst, maar het aantal bezoekers dat kiest om geen gebruik te maken van de parkeervoorziening is minimaal. Volgens het Hof maken alleen bezoekers die in de nabijheid van het attractiepark verblijven gebruik van de fiets of de drop & drive (mogelijkheid om bezoekers af te zetten bij het park).

De enige reden waarom het parkeerterrein wordt gebruikt, is om een bezoek te kunnen brengen aan het attractiepark, en dat bezoek is ook de enige reden waarom bezoekers naar deze locatie komen. Het Hof komt daarom tot het oordeel dat het parkeren voor de bezoeker geen doel op zich is, maar alleen het bezoek aan het attractiepark aantrekkelijker maakt. Daarom gaat het parkeren op in de hoofdprestatie van het bezoek aan het park. Omdat daarvoor het verlaagde btw-tarief geldt (van thans 9%), zijn ook de parkeergelden belast tegen het verlaagde tarief.

Gevolgen voor de praktijk

Het oordeel van het Hof moet naar de mening van de btw-specialisten worden gelezen binnen de specifieke context van de casus die in die zaak aan de orde is. Omstandigheden die een belangrijke rol hebben gespeeld bij dit oordeel zijn:

  • Dat het attractiepark buiten de bebouwde kom is gelegen en beperkt bereikbaar is met andere vervoermiddelen dan de auto. Hier hangt mee samen dat bezoekers hoofdzakelijk met de auto komen;
  • Dat het niet is toegestaan te parkeren op het parkeerterrein van het attractiepark zonder het park te bezoeken;
  • Dat het parkeren in de directe omgeving niet is toegestaan en dat de dichtstbijzijnde parkeerplaats is gelegen op twee kilometer afstand;
  • Dat er ook verder geen attracties of activiteiten in de buurt zijn van het attractiepark waardoor het aantrekkelijk zou zijn voor niet-bezoekers om aldaar te parkeren.

Onder andere omstandigheden zal al snel op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad geoordeeld moeten worden dat het parkeren een prestatie vormt die los staat van het toegang verlenen tot het park. Er is dan 21% btw verschuldigd over de ontvangen parkeergelden.

Bron: BDO

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

24

Gerelateerde artikelen